1 1. Referentie
Referentie Van de Walle, T., Cardoen, C., & Bradt, L. Het verenigingsleven van Gentse en Antwerpse scholieren. In: N. Vettenburg, M. Elchardus, J. Put en S. Pleysier (Red.), Jong in Antwerpen en Gent. Bevindingen uit de Jop-monitor Antwerpen-Gent. Acco:
Leuven.
Taal Nederlands
ISBN - DOI ISBN 978-90-334-9230-3
Publicatievorm Hoofdstuk in boek (in te zien via www.jeugdonderzoeksplatform.be publicaties
boeken) 2. Abstract
Verenigingsparticipatie wordt binnen het JOP bestudeerd als onderdeel van de vrije tijd van jongeren. Zij onderscheidt zich van andere vormen van groepsgerichte vrijetijdsparticipatie (bijvoorbeeld straatspel) door haar gestructureerd en geïnstitutionaliseerd karakter. In dit hoofdstuk wordt de verenigingsparticipatie van jongeren die naar school gaan in het Gentse en Antwerpse secundair onderwijs (3867 jongeren uit het eerste tot en met zevende jaar van het secundair onderwijs) bestudeerd. Eerder dan verenigingsparticipatie als norm naar voor te schuiven, wil deze tekst een bijdrage leveren tot onze kennis over de feitelijke vrijetijdsparticipatie van diverse jeugdgroepen (in Antwerpen en Gent). Het hoofdstuk bestaat uit twee delen:
het eerste geeft een globaal inzicht in de vrijetijdsbesteding (aantal deelnemers; welk type vereniging), in het tweede worden participatiepatronen weergegeven, specifiek in relatie tot de typische eigenschappen van de
‘ondervertegenwoordigde’ groepen.
Uit de resultaten blijkt dat het participatiepatroon in Gent gemiddeld iets hoger ligt dan in Antwerpen; dit dient vooral begrepen te worden in relatie tot de gemiddelde sociaaleconomische profielen van de steden. De resultaten bevestigen in de eerste plaats de in de literatuur bediscussieerde verbanden tussen socio-demografische achtergrond en verenigingsparticipatie, met als voornaamste vaststelling de ondervertegenwoordiging van maatschappelijk zwakkere bevolkingsgroepen in de grote, Vlaamse verenigingsvormen en de oververtegenwoordiging van die groep in doelgroepspecifieke en religieuze verenigingsvormen. Er wordt tot slot ingegaan op meer precieze kenmerken van de (niet-)deelnemers, en op de vraag in welke mate men de jongeren het beste kan ondersteunen om actief vorm en betekenis te geven aan hun vrije tijd.
3. Thema’s en trefwoorden
Thema(’s) Vrije tijd Trefwoord(en) /
