• Nenhum resultado encontrado

Jacob 2ovitius, Christen-Humanist en Rector van de Latijnse School te Breda

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2023

Share "Jacob 2ovitius, Christen-Humanist en Rector van de Latijnse School te Breda"

Copied!
24
0
0

Texto

(1)

Jacob 2ovitius, Christen-Humanist en Rector van de Latijnse School te Breda

door

DR. S. A. VOSTERS

Zijn vorming en eerste docentschap

In een artikel in deel XIV van ditJaarboek heb ik naar aanleiding van de aanwezigheid van de Valenciaanse wijsgeer en humanist

J.

L.Vives op het kasteel te Breda als leermeester van dona Menda de Mendoza (1537-39) gewezen op de figuur van Jacobus Zovitius, die in die tijd rector was van de Bredase Latijnse school.1Het huidige artikel probeert een aanvulling en verbetering te zijn van de weinige gegevens die ik indertijd terloops kon verstrekken.

Jacobus Zovitius werd in 1512 geboren te Dreischor bij Zierikzee. Hij noemde zich daarom naar humanistenzede Driescharus of Dreischarus en in een poging dit aardrijkskundig bijvoeglijk naamwoord op grond van een volksetymologische verbastering nog verder te verlatijnsen: T riturbius, wat terugvertaald drie scharen of menigten oplevert, ofschoon de plaatsnaam eigenlijk drie-schor betekent naar de buitendijkse aanwas die bij hoog water onderloopt. Een zilte Zeeuwse smaak heeft ook de achternaam Zovitius, waarschijnlijk een gedeeltelijke verlatijnsing van Zou(t)wijck (vicus=wijk), een gehucht bij Zierikzee. In de Bredase stadsrekeningen heet hij Ja- cop(pen) Pieterssen2

De jonge Jacob ontving zijn middelbare opleiding van Willem Janse Zagher of de Zaghere uit Goes, sinds ca. 1521 rector van de Latijnse school te Zierikzee. Deze Gulielmus Zagarus (t1538) promoveerde in 1510 tot magister artium bij de Zeeuw Adrianus Barlandus uit Baarland (t1538), professor Latijn aan de pedagogie van het Varken, die deel uitmaakte van de Leuvense universiteit. In 1518-19 was hij hoogleraar aan het Drietalig College aldaar. Dit Collegium Trilingue was een instelling voor de studie in de drie klassieke talen: Hebreeuws, Grieks en Latijn, die het onderwijs aan de Leuvense universiteit en elders vernieuwde door een degelijke taalkun-

(2)

dige ondergrond te geven aan de studie van de godgeleerdheid en de wijsbegeerte. Zovitius studeerde aan het Drietalig College Latijn onder de bezielende leiding van Barlandus' opvolger de Duitser Conrad Goclenius (1519-38) en Grieks onder de gewezen drukker Rutger Rescius (1519-45)3.

Zovitius werd omstreeks 1531 hypodidascalus4(d. w. z. ondermeester, leraar in de lagere klassen) van de Latijnse school te Hoogstraten (prov.

Antwerpen), waar Jan Quoymans ludimagister (rector) was. Van 1536 tot 23 juni 1543 was Zovitius ludimagister aan de Grote, triviale school te Breda, die dateerde van het begin der veertiende eeuwen tot 1536 in de Cingelstraat, daarna in de Nieuwstraat gevestigd was, waar ze haar taaie leven wist te rekken tot 1867. In 1896 werd het pand door een religieuze onderwijscongregatie aangekocht. De triviale school had het monopolie van het onderwijs in het Latijn. Triviaal wil zeggen, dat er het trivium, d. w. z. de drie lagere vrije consten (spraakkunst, redeneerkunde en wel- sprekendheid), onderwezen werden en niet de vier hogere van het quadri- vium (meetkunde, muziek, rekenkunde en sterrenkunde), dus wat wij exacte vakken zouden noemen, want de muziektheorie werd als een vorm van wiskunde beschouwd5Het hele onderwijs was erop gericht het ver- stand te scherpen en de leerlingen te laten leven in een klassiek-Latijnse sfeer. Het onderricht in de moedertaal werd dan ook stiefmoederlijk bedeeld, ofschoon het "Dietsch" in de lagere klassen nog niet helemaal gemist kon worden. Het was dan in de praktijk soms niet veel meer dan de ancilla latinitatis,d. w. z. het werd pasklaar gemaakt om het vertalen in en uit het Latijn te vergemakkelijken. Door het letterlijk vertalen, dat typisch was voor veel van zulke leerboekjes, wemelde het Nederlands er van latinismen, waarvan er sommige nog voortleven zoals "aantonende en aangevoegde wijs" (modus indicativus et coniunctivus). De voordelen van het systeem waren, dat de leerlingen de internationale geleerdentaal uitste- kend leerden niet alleen schrijven (in proza en poëzie), maar ook spreken, want het Latijn werd o. a. in het diplomatieke verkeer nog gebruikt. Toch waren er onder de humanisten die niet zo gelukkig waren met dat helemaal leven op de Latijns-Griekse Olympus. Zelfs verwoede latinisten als Vives en Erasmus pleitten af en toe voor de moedertaal. Als in de tweede helft van de zestiende eeuw het nationalisme toeneemt, worden de stemmen voor de bestudering en het onderwijs ervan steeds luider. In wedijver met het Latijn komt de Nederlandse letterkunde dan tot grote bloei6

168

I

(3)

Zijn eerste toneelstuk

Zover was het in Zovitius' tijd nog niet en men kan het hem dan ook niet euvel duiden, dat bij zijn leerlingen zoveel mogelijk wilde laten leven in een Latijnse sfeer. Daartoe hoorde ook het opvoeren van stukken in de taal van Plautus en Terentius, maar ongelukkigerwijze was dit toneel niet erg voor jeugdige oren en ogen geschikt. Een bitter cynisme viert er hoogtij en van het christelijk idealisme waarmee de opvoeders de studenten wilden doordringen kon natuurlijk geen spoor zijn. Het lag daarom voor de hand, dat de ludimagistri zelf de pen ter hand namen en bijbelse en moraliserende onderwerpen dramatiseerden. Ze ontzagen zich daarbij niet verleidingsscè- nes zoals die van Jozef en de vrouw van Putifar door jongens van 13à14 jaar te laten opvoeren. Dit in overeenstemming met de pedagogische beginselen van Juan Luis Vives, die pleitte voor het laten zien van het kwaad, zodat jongelieden er schrik van kregen7 Wat de vorm betreft, zochten de schoolse dramaturgen aansluiting niet alleen bij de klassieke comoedia en tragoedia, maar ook en vooral bij het toneel in de volkstaal, dus bij de moraliteit, het spel van sinnen, het esbattement en de klucht. Dit heeft dan toch tot gevolg gehad, dat allerlei elementen uit het Nederlands-talige toneel via het internationale vervoermiddel van het Latijn over heel Europa bekend werden.

Zo heeft vooral het Nederlandse bijbelse schooldrama grote invloed uitgeoefend in het buitenland. Dat blijkt al uit de verspreiding van Zovi- tius' eerste stuk, de Ruth (1533), dat nog uit zijn Hoogstraatse periode stamt en door zijn leerlingen werd gespeeld. De rector en een zekere Nigellus schreven er lofdichten voor en het werd in diepe eerbied opge- dragen aan Willem de Zaghere, die in 1521 pensionaris van Zierikzee was geworden, uit welke functie hij in 1533 ontslag nam wegens zijn benoeming tot raadsheer in het hof van Friesland8Uit het voorwoord en het "slot- woord" blijkt, dat Zovitius zich nog "op ende op" Zeeuw voelde. Dat

"slotwoord" is een Expostulatio (klacht) over de zeer verontrustende vijand van Zeeland, de zee, hier voorgesteld als de Ennosigaeus (aard- schokker) Neptunus, die zoals hij in een centrale strofe zegt: "met zijn wateren Zeeland bedelft" en, zo voegt hij in een retorische vraag eraan toe:

"Welke landstreek zou jou, Neptunus, als beschermer willen hebben?". De letters van deze middenstrofe vormen dan de beginletters van de regels van een acrostichon, dat de centrale gedachte als het ware glosseert.

(4)

~RVTH)o~

AVTHORE IACOBO

Z 0 V I T I 0 D R lES C HAR. o.

ludi Hoochflr~~ h,podi<Ufc410.

Zouitij Diltichon ad inuidum

f

s; XJ')Jos~ trU nuni ZoiltU.daip( p.OV(J'WP

ItJtc;>tJ'lI<.óp,quomnaum,tu muidttS urCj;IJ.I~~.

ANTVERPIAE APVD

Michdtl(m HiUcmtlm, in RdPO. AnM

..

...

M. D. XXX111.

Cum gratia&priuilegio.

36. Titelpagina van het bijbelse toneelstukRuth (1533)

170

(5)

Uit het voorwoord blijkt ook, dat Zovitius grote bewondering had voor dein1529 uitgegevenAcolastus,een N eolatijns schooldrama over het Verloren Zoon-motief van Gulielmus Gnapheus, de rector van de Latijnse school in Den Haag, een stuk dat in die eeuw minstens 46 edities beleefde, afgezien nog van de Franse, Duitse en Engelse vertalingen9De invloed van deAcolastusvalt te bespeuren in de manier waarop de geschiedenis van de bijbelse weduwe en arenleester Ruth is behandeld. Het stuk, dat bestaat uit vijf koorloze bedrijven, is geschreven in een gemakkelijke stijl en wordt nog verlevendigd door de episodische rollen van twee zwervers die zijn inge- voegd. Verder verzekert Zovitius het tragicomische effect door betekenis- volle, Senecaanse alleenspraken af te wisselen met zelfbedachte samen- spraken. Dezecomoedia werd herdrukt in de Bazelse bundel van in het Latijn gestelde Oud-Testamentische Dramata sacra (1547), waar het 't enige stuk van een Nederlandse schrijver is temidden van 14 spelen van Duitse origine1o•Gezien de gelijkheid van stof is het ook mogelijk, dat Zovitius' bijbeldrama invloed heeft uitgeoefend op deRuth(1586) van de Duitse humanist Aegidius Hunnius, een stuk dat hoort tot de vervaltijd van het bijbelse toneelI!.

"Het Verloren Schaap" en de invloed daarvan

Een Nieuw-Testamentisch onderwerp behandelt Zovitius in het N eo- latijnse stukOvis perdita(Het Verloren Schaap, 1539). De auteur maakt nu geen melding meer van zijn Zeeuwse herkomst. Op de titelpagina noemt hij zich trots "apud Bredanos ludimagistro" (rector bij de Breda- naars, d.w.z. te Breda). En het stuk werd op 26 feb. 1539 vanuit zijn Bredase studeerkamer opgedragen aan de Heer Deken, licentiaat in de godgeleerdheid, en aan de kannunniken van de Collegiale Kerk te Breda (thans Grote of Onze-Lieve-Vrouwekerk genaamd). Het werk werd tweemaal te Antwerpen herdrukt, in 1540 en 1541, en eenmaal in de Bazelse bundel van bijbelse spelen van 1540, een verzameling van tien stukken, waaronder deA colastusvan de Hagenaar Gnapheus,de]osephus van de Amsterdammer Cornelius Crocus (1536), deSamarites(1537) van Petrus Papeus uit Menen bij Kortrijk en drie blijspelen van Georgius Macropedius uit Gemert bij Helmond en nog drie stukken van twee Duitse dramaturgen. Vijf van de zeven auteurs waren dus Nederlanders12.

Met zijn bevallige stijl dramatiseert het stuk de parabel waarin Christus (Soter, d. i. Verlosser genaamd) het Verloren Schaap terug weet te

(6)

37. Titelpagina van het Nieuwtestamentische stuk Ovis perdita (1539).

Exemplaar Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.

(7)

brengen tot de ware schaapsstal, zoals in het vroegere Romeins missaal verteld werd in het Evangelie van de derde zondag na Pinksteren (Mt.

18: 12.Lc. 15:4). Verrijkt en verlevendigd met allegorische karakters, werd het spoedig favoriet op het Europese schooltoneeP3.

De invloed die de Ovis perdita uitoefende in Europa zien we allereerst tot uiting komen in een gelijknamig stuk (1553) van Jakob Schöpper (1514-54).In zijn aan de deken van Bonn opgedragen Epistola nuncupato- ria speekt deze Dortmundse priester, die in Leuven gestudeerd zou hebben, zijn bewondering uit voor Zovitius' stuk, maar, omdat sommigen aanstoot namen aan het feit, dat Jezus hier zelf al te nadrukkelijk ten

ORNATISSIMIS D,nO;

mino DrcdJ/O [acTor Tbrolbgi.t J.icrntialo.EI D"

minil cáilonieilf4criaqudDr,{danos cèlltgij p'rÎmáliblu [aeOOM Zouiliu!S.O.

/i!il~~~;]Jdebunl[or[.m a!iquinimisflull:t mt.1 4lidaci.1,ul~ui11on unrariu riinu buie 1.1 ndfuto,alioquifcc/Î~

,. eiflinwlammlrcu!oeomrdcndum

(UIait îlIe) c:;-driidenaii propi"", ..(". rc.supcriorlbu.fanttis cnllfrrattr~

nui!adl7Wdumnofira Tba/iolafabu!am,eui tiluI", Ruth nat.Q!!,{ quidr", '1uod citra gelllii nata fil, urle"hoc eo/ligo,Multorii (nim genu;n; in eadml fraai funl,;urr an iniuria inxta ignoro.l/lud lamë dpalr projilear,url ipfarrs nu eogil . Luxuriml pl,,~fatisiuuenilem [uiQ" in illa nimi.i,eudebalur (nim milJi,annos dumUIXbabc'bJ uigintiunii. Nrq;

medo adultîor,drÎ<7arè baneer omiub'H arri[ur.1.

Qgi!rnim omniblllunqu4m[«il[alii!quii Homt' roIUIIIZoilIH.Vergi/lo[UIUPrro,fulll Pbi/i/em, nondrfurrint.lmo nr Iuppita o:bm potuil unqll4 fatilfaerrr.Atqui qllandoneq; oib/H ,nr'1; maiori, nr'1; prr oinniamtliori parli,nu p/aeituni fati; err ro[ci.1,Marlm nr dr labu/"!Nunqllà .Sorarat~.te nofirafcrturaalijl,MilJi1 =non poteft non rfTr pIlIebra. TOY'1l1ealur illtrri i/ludTbro"riticiinme

~o~,cfI(JS;; l~ r~(oJTITa,u.HKC(Î\et,y.O'xd7r(CfO:V

"t,:f.Quod quid< latinr [rd[ubrufticrjie crrllinws S.tpr min'! pulehra,bmr pu!ebr. lIidaur amanti.

vcru'ihsbutMom'ptoprra~it,nego,ia,'1uibu~

qUO/i1

quoliJir rxc4I'mflc.mutt,frmp~r.t oculis7)a~rd!;

QEè(i .tquiorr[rn[rro,ftmt apudTntaliquotIrpi~

tloCfabr/lul..,qlloJstyrurufil litrrarijl imparti.i,cr '1uidènijnUiltos poflbesdieJ,quod fi miquiorrm rrfciurrofüd(~,pr('mê:tur,noni11nouu,[rdinannu millrjimu,at'1; cuAI/gufli Aiacr in JPögi'; incubrt.

VOI tamrIl mtrrim,oibl/f llIodis ornatilS.DOmilli, IIOI inqu.i dl'pr/lanl/u,qrJ ft urflro[rn{rrimlllllos probari cafell/o,nö parü/pricöcipjml/~,nofir.1/,';e opr/lu/.i cididir quibl/lq:IJÓimprobdtiiiri.Sub urflri itag: Ilon,,"nis aufNcio in Ilium dabittlr IJá'C OUilPrrdita. Ncq; illp~.t{rnti" alliml/lrft,nu.1~

brie in uos laud.ido exprinurr uiricu/al.Moril rllî [olrt r/Tr,l/t ilii con[flle[ceri:t ,laIIq apl/d Lolopba gOI,m/al/diblHrorii,quibl/~fu.u [o/rt drdicarr ui gi!i".VosIICro quito cumula/iore laude dignio' rrs rflis,lanlo riufdè ,qll.t IIrf!rarflmcdrJlia,nr!

gligètiorrs rftil.Srà quo ucflrarii laudii [ummd11t tribus cöpld/ar urrbi!.Tnlrr laudidos nwdrftifii1 mi,U" il/trr Illl!drftor maxillll/audàdi rf/is. YOIi~

:aq; oro,ut ha[cr noJlTal /ucubr'alil/ncul.u Iá'tiorc frëtr rxcipiatil: Ilofiri rrga1101ftudi; qualrjualr mnrnw[Jllö Jutllrii.Cognourro[a/tè biicIIltUlabo tèàIlobis D.longr lalrq; probalifl.probat iiiri,ni4 '1".1 nu ril/fdè: pccnitrbit.Nóquàm drrrli[car quo qllc lIeftra rr [cbolaftie.1 prourbrrr,O' quidr fu'fll·

me cum ftudio.cui aJPirrlDtlu Opt.Max.qu;w

flTJmodrftii nobis dignrtur [rml' [rrutl'fc incolu1 mi.Va!etr D.lnultis nominiblU ornd1ifi.Bud"no

flror MII[.f0.iiij.CaI.Mart.Anni{upr4 frfquimi/lrfimum Iricrjimi noni.

Aij PrO/OE'"

38. Opdracht van de Ovis perdita, gedagtekend te Breda, feb. 1539.

(8)

...-~:...;-:&4M . - - - r...'lQ_..._,_._••, ~

39. Herdruk van deOvis perdita, bij Hitlen in Antwerpen, 1541. .,'"

Exemplaar Biblioteca Nacional, MadrId.

I

(9)

tonele verscheen, bewerkte hij het stuk, zonder dat hij afbreuk wilde doen aan de naam en de inspanning van Zovitius. In de comoedia, die hij door zijn leerlingen liet opvoeren, werd de Christus-figuur vervangen door de herder Phylacter14

De Ovis perdita moet ook bekend zijn geweest in Spanje, voornamelijk door de Bazelse bundel en misschien ook door afzonderlijke uitgaven. De Nationale Bibliotheek te Madrid bezit althans een exemplaar van de editie van 1541, dat afkomstig is uit de collectie van de beroemde negentiende- eeuwse Spaanse bibliofiel Pascual de Gayangos. Aangezien diens boeken- bezit grotendeels uit Spaanse collecties afkomstig was, is het mogelijk, dat het exemplaar zich in de zestiende eeuw al op het Schiereiland bevond, zodat zich de vraag stelt, wat voor invloed deze comoedia sacra daar kan hebben uitgeoefend. Zoveel is zeker, dat de parabel van het Verloren Schaap er in die tijd verschillende keren ten tonele is gebracht, o.a. door bekende toneelschrijvers als de Valenciaan Juan de Timoneda (1558) en door de Madrileen Lope de Vega (vóór 1604). Het zou mij te ver voeren hier uiteen te zetten, in hoeverre Zovitius' stuk invloed heeft uitgeoefend op het werk van deze Spaanstalige schrijvers. Ik moge ermee volstaan op te merken, dat m.i. in ieder geval in La Oveja perdida (Het Verloren Schaap), een door Timoneda uitgegeven sacramentsspel, rekening moet worden gehouden met een rechtstreekse beïnvloeding door Zovitius' Ovis perdita.

Men kan dus de zaak niet afdoen door, zoals Dr. Kat deed met betrekking tot het Verloren Zoon-motief, vast te stellen, dat het Verloren Schaap- gegeven in Spanje geheel afhankelijk is van een nationale overgeleverde stijPs.

Een opvoedkundig toneelstuk

Naast twee bijbelse comoediae schreef Zovitius een pedagogisch drama, Didascalus (De Leraar). De achttiende-eeuwse bibliograaf Paquot noemt een in 1534 door Jan Steelsius gedrukte Antwerpse editie. De juistheid van deze vermelding zou steun kunnen vinden in het feit, dat Zovitius in het stuk zijn Zeeuwse herkomst sterk beklemtoont door zich tweemaal Driescharus te noemen en het op te dragen aan de Zierikzeese en Veerse medicus Iaso à Pratis (Jason de Praet, 1486-1558). Tegen een mogelijke uitgave van het drama in 1534 pleit, het feit dat die opdracht is getekend in zijn huis te Breda, op 29 september 1540, en dat de enige thans bekende drukken zijn: een Antwerpse van Aegidius Copenius (Gilles Coppens) van 1540 en een Keulse van Ioannes Gymnicus van 1541 16.

(10)

DIDASCALVS'"

C O M O E D I A ut doéltfintct::> iÜI (7lepiJij5r.~

1na;, JiltorelacoDo Zo

uitio Driefebaro;, PteJotriba ftJeY

lzj5iJno.

Jt E.

eElt

$

t1 A T A.

Colonite apud Ioannem GY1ftnicU1n

.ANNO M IJ XXXXL

40. Herdruk van deDidascalus(Keulen, 1541)

(11)

Bovendien behandelt het stuk de perikelen van een in Breda woonachtige leraar, maar in 1534 doceerde Zovitius nog niet in deze stad.

Het voor de klas staan was blijkbaar ook in die tijd niet alleen maar rozengeur en maneschijn.Nil navi sub sale:er is niets nieuws onder de zon.

Maar Zovitius vond troost in de pen en nam in de stille avonduren een nobele wraak op de vernederingen die hij tijdens zijn achturige dagtaak moest ondergaan. Gedurende dielucubratio17herschiep hij in toneelvorm de benarde toestand van de overwerkte schoolmeester, die is overgeleverd aan de genade van zijn jeugdige belagers en hun onuitstaanbare ouders.

Zoals in de literatuur van die tijd gebruikelijk was, worden de problemen behandeld in de vorm van een allegorische rechtzitting. In navolging van Aristophanes' Equites(Ridders, 424 v. Chr.), eencomaediagericht tegen de politiek van Cleon, werden de klachten verwoord door Demus (het volk), in de Didascaluseen leerling. Daarop wordt de bode der goden Mercurius uitgezonden door oppergod Jupiter om in Breda een rechtzit- ting tegen Didascaluste houden. Uitgebreid pleit de figuur van Colaco- glottus (vleitaal) met twee andere advocaten voor Demus. Didascalus zou niet opgewassen zijn tegen zijn taak. Hij zou zelfs de eenvoudige gramma- tika niet goed doceren en de jeugd niet opvoeden tot goede burgers. Hij zou drinken en zijn leerlingen afranselen. Didascalus, die wordt bijgestaan door Ablabia (onschuld) en Alethia (waarheid), verdedigt zich door de bevoegdheid tot oordelen van Demus in twijfel-te trekken en te wijzen op het vertrouwen dat de vroede vaderen in hem stelden, toen ze hem benoemden. De meester is niet aansprakelijk voor de slechte vorderingen van de leerlingen, maar het volk dat hen niet dwingt hun les te leren en de leraar niet eert. De rechter besluit de zitting door Demus' klachten als laster te betitelen. De opvallende originaliteit van de Didascalus werd spoedig erkend: een nieuwe dramatische ader was aangeboord enwerd snel door andere schrijvers uitgebuitl8

Toch had het opvoedkundige stuk voorlopers gehad in deDeclamatio die in de Leuvense pedagogie van de Lelie in 1481 werd opgevoerd en in de Acolastus,hiervoor reeds vermeld. Waarschijnlijk onafhankelijk van Zo- vitius was Macropedius aoris van Lanckvelt, 1487-1558), de belangrijkste vertegenwoordiger van het Neolatijnse schooldrama in de Nederlanden, al eerder tot het samenstellen van opvoedkundige stukken gekomen, getuige zijn Rebelles (De Opstandigen, 1535) en zijn Petriscus (1536).

Hieruit blijkt, dat de bijbelwoorden "Spaar de roede niet" bij de opvoe- ding in die tijd nog zeer ernstig werden genomen, toen de schoolmeester in

(12)

l P J S T O L A EPISTOLA

diuinum ingenium,quodtum quidem p o. Noui, noui, op;ime laron, nemen tu' tua monumenta clariffimum, nu ne muIt mFer hune noftrum orbem eelebrius ef, darius pafilm ubigue emmer. Hèe inee e,guàm quod polTet permeueI tantillum e:rorquere~eodem,utme,gu;llnlibct i o~:ce.lcbrari.Ego tamen Did:lfcalorii mi dlgnum,li~~aliquotaI~s,félmiliare ~naad hoc permolus,rub tempus uoétur ueJ,li id non darctur, norum effieerer.1II um, quo.d unicum meisfiud~sdarur,le...

.ut eral fadlis, fefe faêrurü recepit, umu!' Jndil~d~graria, ferè ex lempore,& per mebon~frei elTe uoluit. Vmlm quiaa eium,hoc Iudicrum mihi, & libi,& Mu, maiorem dignimë iJline aUOeabJIUr,fua IS,luli&cecini.NUlle guia non defunr a, rum rerum Caragebar:inrerim magno cu ici,qui in publieum prorrudi uoluerunr.

meo dolore, per morrem interceFtus dl aIlidum facinus aggrelTus,luonomini nii qui dolor nondum defhtuiffcrme, nifiiI upaui. Humaniorem te noui, quàm qui Iud Euripidis profugafret à nobis eüdem on admittcres, quum :<pud Diuo$ mola TtX~v<:Jiwp&v&1'I(O;t::JV!lTJp~VTa: À&q:t~('Jp falfa pro thure refpondel.Exig~um IJle citra córrouerlii uiuil,faxit DeusOpr iraque fitIicer, tamen~qui eon~

Maxi. ut nos benè mori difcamus. Se fules, & ualebis.Br~deex quod ille nOIl poruir,ego audaculus tand çdibus nofiris fub no_

cxperiri audebo.Ecce, uniuerfumtu~hu étem coneubia rer manilali oblrudo Zouirium, imcntesba tio Calendas culum licer cum Anrifthene, nihil tamel Oêrobreis.

profeceris. Nolim tibi perfuadeas,me au Anno D. M. XXXX.

daéHufculè loqui, qui has inepliffimas m

asn~nias tuis fub aufpkijs in uuIgus emi A ,

to

41. Einde van de opdracht van deDidascallts,gedagtekend te Breda, einde sept. 1540.

al zijn waardigheid met de zwarte tabbaard aan en de zwarte baret met de oorkleppen op het hoofd, de roe en de plak opzij aan een koord bevestigd nog heerste vanaf zijn hoge zetel. Macropedius was pedagoog in hart en nieren en zeer geliefd bij zijn leerlingen, maar hij vond, dat de leraar in de klas zijn gezag moest doen gelden en zich niet moest laten leiden door wekelijke moeders, die hun zoontjes vertroetelden. We moeten ons daar-

178

(13)

bij natuurlijk :voor ogen houden, dat die hele samenleving veel meer autoritair was ingesteld, zozeer zelfs dat een ludimagister die een scholier mishandelde niet aansprakelijk was voor het gerecht. Van de andere kant kon hij zijn macht ook ten voordele van een onder hem staande student aanwenden, die hij zelfs aan de gerechtelijke macht kon onttrekken. Op die manier vermocht hij zich edelmoedig te tonen t.O.v. van leerlingen die na hem getreiterd te hebben op het verkeerde pad geraakt en in handen van de lang niet malse justitie gevallen waren. We vinden deze wisselwerking

DIDASCALVS

OEià moflri crit! meelllll potes'uealiter/oqui!,~

SepirntitutDEM.SapialtcrCfflulte loqui ex Aequo ttbi poffCtm. Alterum audio, alteretm Defidero.Age nUlle exu.tm ingenilllll. Tlbi Meeum guid eR negocij tMER.Bene[erilllll.

DEM.Hem[eriumt qui{quis uolet{eri.t,procu/

Se~turbido Demo amoueat oportet. Ree Seri. uiris primatibul inieill11tur, ut Myfleria áfinis. Demus eSiplebeiu~,Cf

lugo/Iimis [erio inidoneus .At qlliddl OEod uistf;lER.loui fiflendtH es.DE.QB<trito

áliwm,

Non [wm domi. mortcm mihLconfei[emmt ME.Longe aliud eft.D.QBinam aUud obfecre.'10

siftar belle1I41idilSth~ecilleeft eataj!ropfle (ui

~llllldifhercfeno pofJum pater.M!;'A!z~"éagcs.

DE.QBamremtME. Tu<t guerimoni.e IIcgocium Mihifaeeffmlt.DENLHem,tlbif terra: mll1i Q!;ies jitillsf querimoni;e me.et tibi Negociumflceffo!MER.voeiferare qUdm Tlbi uoluptatieil.Scio qulm ubiquc fis vehemens[upr~modCtm.AuáiM compendio.

obtundis oplinlum louem bem! peflimis Tuis qum1is, de Didafealo uiro

Tam.en aqua ct ignimage Ilcccffario. DE.equidmi Iure.f;IER.Videal quilm iure[eccru;nibi!

Q.!!od

DIDASCALVS OEod tergiuer[aberis erit, uel flrenulllll .Aflorem ages,uel Rhemi.e legts reus

Multa!>erts.DE.Tribmlalubi eR.'ME,Br.ed.e.

abcoutCf

TibiDidafealu~adftt,agitur qui reus, TUM per infi:ftM guerelM. DEf;I.SClttics Reum pcraE/wm Iri.Sed abijt,res mouet Me non parum.Sol.e guerel.e [uflinent Hoc guiequid eft cauffa:. Neque dabitur [CiD Subire,/Ieque~O:Kfov.c0$',:/nc iudiccm.

Oh,fi daretur nullam eauffiim dieere.

Percommode Colacoglottlu huc uenit, Ismihi[olct merM rof./s femper loqui.

Nune uellem ut itidemfaceret,animu~quomml

~lat';faueï:u permolliu[culè eubet.

ACTVS lIl. SCAENAIII.

Colacogloltus, Demus.

Similes[uperioribus.

Q

vamuis Deoru

a

qllot/bet Pandora, qu.eex

!ioc nomen habet,acceperdt munulcula, Sieonf.:rdtur mihi,loeus erit adagio, Vulpeda 1l0lt't plllra,lterum cchinlilus

Vnllm,et'111idem m.tgn/im. Interim Hefiodum11010 Verllm,Mitltnktm feitieet P.tndor.e hllie .!irtcsVCl1mm dedilftformam .Filillm

B 4 Mai"

42. Einde van het tweede toneel van het derde bedrijf van deDidascalus. Demus vraagt aan Mercurius, waar de rechtzitting zal plaatshebben en de bode der goden antwoordt:

"TeBreda".

(14)

van gestrenge doch niet onmenselijke schoolmeesters en losbandige jonge- lui ook in de Diseoli (de Ongezeglijken, 1602), een stuk van de geboren Goudenaar Schonaeus (1540-1611), die rector was van de Latijnse school te Haarleml9

Het pedagogische drama maakte ook opgang in het buitenland. BeÏn- vloed door Gnapheus' Acolastus en misschien ook door de Didasealus en de Rebelles, schreef Stymmelius uit Frankfurt aan de Oder in 1545 zijn Studentes (gedrukt in 1549). Hij voerde hier een niet erg oppassende student ten tonele, die spijbelt, schulden maakt en een meisje verleidt.

Uieindelijk komt alles toch weer op zijn pootjes terecht. Dichter bij de Didasealusstaat de Latina et reeens comoedia (Het Nieuwlatijnse blijspel, 1550) van de Lyonese schoolmeester Frachaeus. Dit stuk is ook half allegorisch. De overwerkte leraar kan de dokter niet betalen en verkiest het ziek te blijven. Wanhopig trekt hij Timè, de godin van de eer, het kleed van het lijf om er zich in te hullen met de bittere bijgedachte, dat, als men maar het uiterlijk van Timè heeft, men al door de mens wordt hooggeacht.20

Tot zover over de invloed van de Didasealus in het buitenland. Men zou haast denken, dat dit waarschijnlijk autobiografische stuk Zovitius' zwanezang was geworden, want na 1543 vernemen we niets meer over hem. Was hij dan toch bezweken onder de druk van het leraarschap? Of was hij het slachtoffer geworden van een van de vele besmettelijke ziekten waardoor Breda in die tijd geteisterd werd? Sinds 1515 heerste er de pest en in 1534 werd de stad grotendeels door brand verwoest.2! Het valt te betwijfelen, of Mr. Lenaert Sovitius, die in. 1550 te Bergen-op-Zoom woonde en rector was geweest in Breda, identiek is met onze Jacobus Zovitius22

Leerboek voor de Latijnse omgangstaal

Behalve drie toneelstukken staat ook een Latijns leerboek op naam van Zovitius, de Quotidiani sermonis formulae (Beginselen van de omgangs- taal). In 1570 werden ze met Nederlandse vertaling te Antwerpen uitgege- ven, in 1575 op de Latijnse school te Breda gebruikt en in 1610 te Leiden en in 1635 te Amsterdam herdrukt. Ze verschenen samen met 400 anonieme, eveneens van Nederlandse vertaling in cursief voorziene Adagia, waarvan waarschijnlijk ten onrechte wordt vermoed, dat ze ook van Zovitius zijn.

Beide opuseula komen voor in Puerilium Colloquiorum Formulae (Begin-

180

I

(15)

selen van kinderlijke samenspraken) en werden met Franse in plaats van Nederlandse vertaling herdrukt te Antwerpen (1576) en te Parijs (1633)23.

Of Zovitius' Formulae ook zijn opgenomen in oudere edities van dit boekje van Sebaldus Heyden is ons onbekend. Tot 1701 verschenen er van het werk van deze Neurenbergse ludimagister minstens 46 edities, de oudst bekende in 1527, te Krakau in Polen. In verschillende uitgaven wordt de Latijnse tekst gelijklijning in een of meer talen overgezet. Zo zijn er met Duitse vertaling (1530 en 1667 2x), met Hongaarse (1531), met Boheemse (=Tsjechische), Poolse en Duitse (1535), met Boheemse (1539-41), Boheemse en Duitse (1550 en 1586), met Griekse (1556), met Nederlandse (1570, 1610 en 1633), met Franse en Duitse of Nederlandse (1607), met Deense (1660) en met Duitse en Hongaarse vertaling (1701)24.

Het feit, dat de Quotidiani sermonis formulae op naam staan van Zovitius garandeert niet voor de volle honderd percent, dat het werkje ook inderdaad van zijn hand is. De late uitgave en het ontbreken van plaatsnaam en dagtekening geven te denken. Daartegenover staat, dat laatstgenoemde gegevens in die tijd dikwijls ontbraken en veel geschriften soms jarenlang in manuscript circuleerden, voordat ze, vaak postuum, aan de drukker werden toevertrouwd. Verder was het publiceren onder valse naam en het exploiteren van de naam van een bekende auteur door schrijvers van mindere rang in die tijd nog niet zo verbreid als in de zeventiende en achttiende eeuw. Omdat bovendien Zovitius' auteurschap van het boekje nooit in twijfel is getrokken, kunnen we veilig aannemen, dat het inderdaad door hem geschreven werd. De belangstelling voor het genre der Colloquia lag trouwens voor de hand bij een leerling van Barlan- dus, de Leuvense professor die met zijn Dialogen (1524) probeerde dit genre op een hoger peil te brengen25 . Omdat Zovitius zich in het voor- woord tot de tirones richtte, kunnen we rustig aannemen, dat de Formu- lae,die uit 14 korte samenspraken bestaan, in de periode van zijn docent- schap, dus na omstreeks 1531, geschreven werden. Ze zijn waarschijnlijk ook door zijn leerlingen gebruikt. Ofschoon er in W est-Europa al Latijnse samenspraken voor schoolgebruik bestonden voor 1480, dateren de mee- ste van na dat jaar. Ze werden vooral indeNederlanden en Duitsland in groten getale gedrukt en voorzagen in een dringende behoefte, want er heerste een groot tekort aan leerboeken26.

Uit de samenspraken blijkt eenzelfde beheersing van de Latijnse om- gangstaal als spreekt uit Zovitius' toneelstukken. De Nederlandse verta- ling, die misschien niet van hem was, is in het geheel niet Zeeuws gekleurd

(16)

maar eerder Antwerps-Brabants, waaraan hoogstwaarschijnlijk het Bre- daas uit die tijd sterk verwant was. Dat deFormulae ongeveer gelijktijdig met deDidascalus ontstaan moeten zijn, zou men kunnen opmaken uit het feit, dat Zovitius er even bekommerd is om het gebrek aan studieijver bij zijn leerlingen, die onvoldoende door hun ouders wordt aangewak- kerd. Met allerlei smoesjes wordt het schoolverzuim goedgepraat. Vooral de teerhartige moeders moeten het ontgelden.Inde eerste dialoog vraagt Laurentius aan Vincentius: Wat doet ghy thuys? V. lek loop somtijts bootschappen. L.En studeerdy nymmermeer?V. Mijn moeder en wils niet hebbenL. Sy sorcht dat ick sot soude worden.V.Ic doe, dat mijn moeder heet (=mij beveelt). L. Sot moerken, sot soonken. Uit het vervolg van de conversatie blijkt, dat L. geheel drijft op het doceertalent van de leraar, wiens goedheid hij misbruikt. V., die voorzichtiger is, waarschuwt, dat het zo geleerde gemakkelijk vergeten kan worden.L.betoogt, dat hij een goed verstand heeft en zich door andere leerlingen laat voorbereiden op de vragen die behoren bij de eerstvolgende les. De hachelijke financiële positie van de leraar komt ook duidelijk tot uiting. Het schoolgeld werd door de studenten uitbetaald. Wanneer de studieresultaten tegenvielen, dan had palief soms geen zin om het geld aan zijn zoon mee te geven en moest deze van school worden gestuurd. De ouders beoordeelden de kwaliteit van de leraar niet zozeer naar zijn pedagogische gaven als welnaar het aantal leerlingen dat hij in de kost had. Dat gaf macht en aanzien, want het waren meestal de kinderen van welgestelden27

Onder zulke omstandigheden is het enigszins vergeeflijk, dat er op de scholen methodes van toezicht werden gebruikt, die, ofschoon op som- mige plaatsen tot het begin van deze eeuw in zwang, als onpedagogisch moeten worden betiteld. Leerlingen die Nederlands of slecht Latijn spraken of zich ongepast gedroegen konden hetsignum krijgen en werden dan zolang gestraft, tot dat ze het mochten overgeven aan een andere student, die ze hadden betrapt en verklikt. Het is niet zeker, dat Zovitius zelf dergelijke op spionnage gebaseerde methodes van eeuwigdurende straf toepaste, maar hij beschouwde ze in ieder geval als de gewoonste zaak van de wereld. Dit betekent overigens niet, dat Zovitius niet wist, hoe hij de belangstelling van zijn jeugdige publiek moest wekken voor de studie van het alledaagse Latijn. Men ziet hem als het ware denken: "Mijn spelen is mijn leren, mijn leren is mijn spel". Liefst zes van de 14 dialogen worden aan in die tijd populaire sportvormen gewijd als het kaatsen, beugelen, bikkelen, ijskolven, speldenspel en negensteken, waarbij opgemerkt dient

182

I

(17)

te worden, dat de meester hun verboden heeft om geld te spelen, een verbod waar ze niet erg zwaar aan tillen, want wie zal dat controleren? Het verbod van de meester op het scheurend ijs te gaan kolven wordt eveneens in de wind geslagen. Hieruit kan men opmaken, dat deludimagister zich ook intensief met het gedrag van de leerlingen buiten de school bemoeide, waarschijnlijk niet alleen van de internen, maar ook van de externen.

Verder blijkt, dat Zovitius - maar dat wisten we al uit zijn bijbelse spelen -een zeer vroom man was. Hij was ook gesteld op goede tafelma- nieren. Een leerling die zijn morgengebed wil overslaan met de verzeke- ring, dat hij het in de kerk wel zal bidden, vermaant hij, dat hem onderweg iets kan overkomen en dat hij God hoort te danken, die hem die nacht heeft bewaard. Tijdens het ontbijt valt het Thomas op, dat Dromo zijn nagels niet geknipt heeft:Voorwaer ick en soude met u uyt een schotel niet eten. Tot dat de benedictie, d.w.z. het gebed voor de maaltijd, gezegd is, hoort men achter zijn stoel te staan en niet met de benen uiteen. Tijdens het eten wordt er voorgelezen uit Paulus of Livius. Men hoort zijn hand niet onder tafel te houden en rechtop te zitten. Het mes hoort goed schoongemaakt rechts van het bord te liggen en het brood links. Het gebruik van vorken was onbekend. Zovitius raadt aan het vlees niet met de vingers uit de schotel te halen maar met het mes. Hij is hierbij strenger dan Sebaldus Heyden, die aanraadt het met de vingers te pakken niet met de vuist, waarbij het wel aantekent, dat de handen voor het eten gewassen horen te worden en de nagels gereinigd.

Het servet moet volgens Zovitius over de linkerschouder of -arm hangen en het brood mag niet uit elkaar worden gepulkt en men hoort zijn mond eerst leeg te eten alvorens te drinken. Dus niet doorspoelen! Tijdens de maaltijd - waarschijnlijk is hier het avondmaal bedoeld - wordt nog een heildronk uitgebracht op Cicero met de formuleJck breng 't u. Van het Middelnederlands Ic breng di es is het Spaanse woord voor heildronk, toost afgeleid:brindis,lt.brindisi. Nahet zeggen van de gratie (dankgebed na het eten) moet er nog gestudeerd worden en daarna gaat men naar bed, niet zonder de vermaning aan de Heer te denken, zijn geweten te onder- zoeken en, zoals de Broeders van het Gemene Leven zouden zeggen, "iets goeds in gedachte te houden". Daartoe wordt, eveneens in de geest van de Moderne Devotie, het overdenken van het lijden en sterven van Christus zeer geschikt geacht. Hier eindigt het boekje met een bladwijzer van de 14 dialogen28

(18)

Zovitius in zijn relatie tot Vives

Bij vergelijking van Zovitius' Formulae met die van Heyden enerzijds en anderzijds met Vives' Samenspraken, die waarschijnlijk in dezelfde stad en terzelfder tijd ontstonden, blijkt, dat ze, wat de vorm betreft, dicht bij het eerste boekje aanleunen: korte dialogen bestaande uit bondige achter- een gedrukte zinnen barstensvol met idioom. Bij de Duitser draait alles om de maaltijden, de school en allerlei twistgesprekken, waarbij het er, meestal niet zo erg prettig aan toegaat. Het hebben van een wrede vader wordt er b.v. als een voordeel gezien. Bij het naderen van de meester voelen de leerlingen al pijn aan hun achterwerk. Dan is de sfeer bij Zovitius toch humaner. Zijn dialogen staan, wat dat betreft, dichter bij die van Erasmus, Barlandus en Vives en weerspiegelen de hogere graad van be- schaving der polyglotte Nederlanden in vergelijking tot die van het Duitse Rijk, waar de studenten een ellendig leven leidden29Bij Zovitius dient het voortdurende berispen niet zozeer de dramatiek als wel het opvoedkundig doel. Bij het achter elkaar afdrukken van beide Formulae was een zekere overlapping onvermijdelijk, maar het boekje van de Nederlander werkte tevens aanvullend, omdat de Duitser geen aandacht toonde voor de waarde van het kinderspel. Zovitius' ludieke dialogen doen denken aan de Leges Ludi (De regels van het spel), een van Vives' bekendste samen- spraken, waarin hij zijn bewondering uitspreekt voor zijn Bredase be- schermvrouwe, Menda de Mendoza.

In ieder geval zijn de Formulae van Heyden en Zovitius een nog geheel onbenutte bron voor de kennis van het gesproken Latijn en Nederlands in de periode van 1530 tot 1540. Het zou een interessante studie zijn na te gaan, hoeveel Latijnse spreekwoorden en uitdrukkingen er via de Formu- laein het Nederlands terecht zijn gekomen. Een allereerste onderzoek heeft ons geleerd, dat er in geen enkel geval sprake is van een letterlijke, laat staan klakkeloze vertaling. Het Middelnederlands in het algemeen en het Antwerps in het bijzonder beschikten over een aantal, meest schil- derachtige zegswijzen dat voldoende groot was om het gevaar van de latinismen te bezweren. Een vergelijking van de beide Formulae met de Dialogen van Vives valt duidelijk in het voordeel uit van het laatstge- noemde werk. Slechts enkele van Zovitius' samenspraken komen boven het schetsmatige uit. Vives maakt er echte gentestukjes van, met ruime volzinnen, die niet alleen een didactisch-pedagogisch maar ook een literair doel hebben. Niettemin geven Zovitius' Formulae soms een levendig beeld van de zeden van die tijd.

184

I

(19)

Het merkwaardige samentreffen van Vives en Zovitius doet de vraag rijzen, of de Bredase ludimagister ook indirect en misschien zelfs recht- streeks contact had met de Valenciaanse humanist en met diens illustere leerlinge dona Menda de Mendoza. Vives en Zovitius hadden immers een gemeenschappelijke kennis in de figuur van Ditius Ferdinandus Frîas.

Men heeft verondersteld, dat hij stamde uit een familie van Spaans- Antwerpse kooplui en dat hij dezelfde was als Fernando Frîas, de promo- tor van de Latijnse jezuïetenschool te Antwerpen omstreeks 1570. Maar het is mogelijk, dat hij uit Valancia stamde. Zijn Spaanse naam kan Diego Fernández de Fdas geweest zijn en misschien is hij identiek met de Fernando Diez de Fdas die een aantal opuscula van Bernardo Diaz de Lugo uit het Latijn in het Spaans vertaalde onder de titel Contemplaciones del I dia ta(De Beschouwingen van de Idioot) een werk dat omstreeks 1555 werd uitgegeven bij Steelsius in Antwerpen3o. Te oordelen naar de ge- dichten die Ditius Ferdinandus Frîas bijdroeg tot de verzameling Erasmi Epitaphia per viros academiae Lovaniensis (Grafschriften voor Erasmus door Leuvense academici, 1537) was hij goed bekend met Vives, in wiens huis te Brugge hij waarschijnlijk enige tijd als kostjongen had doorge- bracht, wat op Valenciaanse herkomst zou kunnen wijzen, want Vives had te Brugge vooral omgang met Valencianen,31. In zijn elegieën prees Fdas de verre zoon van Valencia als redenaar en roem der Spaanse natie en als bewonderaar van Erasmus.32Zovitius schreef een 27-regelig lofdicht in het Phalaecische metrum33op de achterkant van het titelblad van een eucha- ristisch boekje van Fdas, getiteld Oratio de agni sumendi paschalis praepa- ratione, hoc est de I eiunio, Confessione, et Poenitentia (Vertoog over de voorbereiding tot het nuttigen van het Paaslam, d. w.z. over het Vasten, de Biecht en de Boetedoening, 1538). In het opschrift van het gedicht, dat begint met de woorden Ad coenam vocitatus huc adesto (Ga hierheen, geroepen tot het avondmaal), noemt Zovitius zich evenals op de titelpa- gina van de Ovis perdita "apud Braedanos ludimagistri". Fdas wordt er geprezen om zijn geleerdheid en welsprekendheid en een leerling van Suasia, de godin der overredingskunst, genoemd. Hij gaat volgens Zovi- tius gekleed in een met palmtakken geborduurde tunica. Men zou hieruit op kunnen maken, dat Frias een priester of een rechtsgeleerde was34

De Epistola nuncupatoria, de opdracht die op het lofdicht volgt, is gericht tot Georgius van Oostenrijk, aartbisschop van Valencia, aan wie Fdas zo'n 16 jaar tevoren (ca. 1512), toen de prelaat op terugreis uit Italië op weg was naar Brussel, te Leuven werd voorgesteld door diens rent-

(20)

43. Lofdicht van Zovitius ter ere van Ditius Ferdinandus Frias, schrijver van deOratio (1538).

I

(21)

meester Ditius Petrus Villegas (Diego Pedro de Villegas?). Hij heeft toen dikwijls zijn gastvrijheid genoten35 Uit die "toeeigeningsbrief" of op- dracht blijkt bovendien, dat Fdas zijn eucharistisch Vertoog op een lite- raire bijeenkomst in de ruime behuizing van Hendrik, graaf van Nassau, te Breda had voorgedragen en dat zijn boezemvriend Dr. Petrus Locanus, de geneesheer van de "allervoortreffelijkste en zeer geletterde dofia Menda de Mendoza, markiezin van Zenete", hem samen met anderen ertoe aangspoord hadden het uit te geven. De Oratio is gedagtekend te Breda op 21 juli 1538, d. w. z. toen Vives op het kasteel vertoefde als leermeester van dofia Menda, met wie hij Vergilius' Bucolica in het Spaans vertaalde, getuige zijn commentaar op dat gedicht dat in 1537 te Breda werd vol- tooid. Op 2 juli 1538, dus nauwelijks drie weken vóór de publicatie van Fdas' Oratio, had Vives in de Baroniestad zijn wereldberoemde Samen- sprakenbeëindigd. Tot de literaire groepering rond Menda behoorde ook Lasso de Oropesa, de vertaler van haar lievelingswerk Lucanus' Pharsalia.

Of Zovitius eveneens tot haar kring behoorde, is niet duidelijk. In ieder geval onderhieldhijvriendschappelijke contacten met een van haar leden, zoals kan blijken uit zijn lofrede op Fdas' Oratio.

In het huidige Breda worden Vives en MencÎa terecht geëerd in de namen van een middelbare school, een pedagogische academie, een straat en een boekwinkel, maar de naam van Zovitius een produkt geheel van eigen bodem, is er bijna vergeten. Toch waren het vooral de leraren der stadsscholen die de eerste dragers waren van de nieuwe cultuurstroming der Renaissance36 Zovitius, leerling van het Collegium Trilingue, de top-instelling voor de studie der klassieke letteren ten noorden van de Alpen, was een enthousiaste pleitbezorger van het christenhumanisme.

Dat hij als zodanig werd gewaardeerd, blijkt uit de invloed die zijn toneelstukken en samenspraken uitoefenden in Europa.

(22)

AANTEKENINGEN

IS. A. Vosters, "De geestelijke achtergronden van MencÎa de Mendoza, vrouwe van Breda," Jaarboek van de Geschied- en Oltdheidkundige Kring "De Oranjeboom" te Breda, XIV (1961) 75-76, 99 n. 41.

, M. Paquot, M émoires pour serviràl'histoire littéraire des dix-sept provinces des Pays-Bas, de la principaltté de Liège et de quelques contrées voisines, III (Louvam 1770) 158a. (afk.: PM).

G. Juten, "Jacob Zovitius," Taxandria, XLIII (1936) 151. - M. E. Kronenberg, "Hoe komt Zovitius aan de toenaam Lumtius?", Het Boek, XXIII (1935-36) 344-6. -J. F.

Corstens, "De Triviale Scholen, " Bredaniana, no. 27-30, 18 juli - 8 aug. 1896, in Bredaniana Il, p. 1-5,9-10,15-16. Stadsarchief Breda, Handbib!. 27 A4. De Bredaniana zijn artikelen gepubliceerd in de Bredasche Courant - M. A. Nauwelaerts, De oude Latijnse school van Breda [Dissertatie Nijmegen, 14 dec. 19451 (Den Bosch: Provo Gen., 1945) 6-9, 13, 36. 38-40, 139, 197. (Nauw.).

3H. de Vocht, History of thefoundation and the rise of the Collegium Trilingue Lovaniense, 1517-50 (Louvain 1951-55) I 226-7, 234; II 10,557; III 265-9, 421-3, 530-3. (Vocht).

P.J.Meertens, "Letterkundig leven in Zeeland in de zestiende en de eerste helft der zeventiende eeuw", Verhandelmgen der Ned. Ac. v. Wtsch., Afd. Ltk., N. R., deel XLVIII, no. 1 (Amsterdam: N. Hol. Uitg. Mij., 1943) 38, 43, 49, 65. (Meertens).

4Zie: RVTHIAVTHORE IACOBO ZOVITIO DRIESCHARO.lludl Hoochstratani hypodidascalo.1 ... ANTVERPIAE APVDIMichaelem Hillenium, in Rapo. AnnoIM.

D. XXXIII. Cum gratia& priuilegio. Am. U. B. Ned. Inc. 466; Parijs Bib. Nat. Yc. 9523;

Oxford Bod!. Lib. (ZR). Zie: E. Nijhoff en M. E. Kronenberg, Nederlansche Bibliographie van 1500 tot 1540, I ('s-Gravenhage 1923) 2220, 4221;II(1940) 1071,4105-4106,3041;

Eerste aanvltlling (1925) 74; Inleidmg tot een derde deel (Winst en Verlies) (1942) 0837-8, 01266. (NK).

sCorstens 2. Na/otw.

6L.van den Branden, Het streven naar verheerlijking, zuivering en opbouw van het Neder- lands in de zestiende eeuw. Koninklijke Vlaamse Academie v. Taal- en Letterkunde, Reeks VI - Nr. 77 (Gent 1956) 3, 10-11, 296-301.cf. L.Massebieau, Les Colloques scolaires dit seizième siècle et leltrs altteltrs (1480-1570) (Paris, 1878) 36, 165. (Mas.).

7J.F.M. Sterck, Onder A msterdamse humanisten, h/otn opkomst en bloei in de 16e-ee/otwsche stad (Hilversum: Brand, 1934) 82-83.

8Meertens 38.

• P. Bahlmann, Die lateinischen Dramen ... 1480-1550 . .. (Münster: Regensberg, 1893) 39-42, 50-51, 97-98. (Bah!.).vg!. ZR.

10Ruth, comoedia, Iacobo Zouitio Dreischaro auctore, in: DRAMA-I TA SACRAICO- MOEDIAE A TQVE TRAIgoediae aliquot è Veteri Testamento desumptae ... [Colofon aan het einde van het tweede deel: BASILEAE EX OFFI-I cina IoannisIOporini, Anno Salut is partaeIM. D. XLVII. Mense: MartioIdeel I p. 452-512. Madrid, Bib. Nac. U 10.225-6; Den Haag K. B. 1713046,47; Gent U. B. Zie: J. Machiels, Catalogus van boeken gedrukt voor 1600 aanwezig op de Centrale Bibliotheek van de RijkSltniversiteit Gent, II (Gent, 1979) Z 41-43. (MC). - Vg!. ZR. Bah!. 50.-WoCreizenach, Gescl,ichte des neueren Dramas, I1, I (Halle aS.: Niemeyer, 1901) 118. (Crei.). - Vocht III 266.

11H. Roloff, "Neulateinisches Drama," Reallexikon der deutschen Literaturgeschichte, be- gründet von P. Merker und W. StamrnIer, Bd. II (Berlin, 1965) 666-7. Eduard Schroeder blijkt in zijn proefschrift met tekstuitgave (Marburg 1900) p. 3 overtuigd van Zovitius' invloed op het stuk.

12OVIS I PERDITA AVTOREIIacobo Zouitio apud BraedanosILudimagistro.1 EXCV- DEBAT ANTVER

I

piae Vidua Martini Caesaris impen= I sis Ioannis Coccij. An. M. 0·1 XXXIX.

Den Haag K. B. 230 G 37; Brussel K. B. VH 23.830; Parijs Bib!. Nat., Rés. Yc. 1329: Den Bosch Provo Gen.; Breda Stadsbib.; Londen British Lib.: British Museum. Catalogue of Printed Books to 1955, v. 263 (London 1964/. (BM). Cf. NK 2220. - OVIS PER=I DlTA A COMOEA SACRA.I AVTORE IACO bo Zouitio Braedano, in: COMOE=I DIAE

AC TRAGOE I DIAE ALIQVOT EX NOVO ETI VETERE TESTAMENTO

DESVMIptae ... BASILEAEIPER NICOLAVM BR YLINIGERVM. ANNO. M.

188

I

(23)

D. XL.I Mense Septembri, p. 176-227. Den Haag K. B. 231 H 43. Ithaca N. Y. Comell Univ. ZieNational Union Catalogue, Pre-1956 Imprints,v. 185 (MansellI972) 291; v. 244 (1972) 423; v. 685 (1980) 208. (NUC). ZieookNK 2221.-OVISIPER=! DITA COMOEI dia sacra,amore bcobo

I

Zouitio, apud

I

Braedanos Ludima! gistro.1 ANTVERPIAE apud Ioannem Hilleni

I

um in Rapo AN. M. D. XLI. Madrid, Bib!. Nac. R 10.435; Den Haag, K. B. 233 F 43-2; Gent U. B.; Londen British Lib.: BM; Folger Shakespeare Lib.:

NUC. -Corstens3.Crei. 126-7.

" G. D.J.Schotel,Tilburgsche avondstonden(Amsterdam: Stemvers, 1850) 290-1. -Bah/.

50-5!. - Nicolaus Venulaeus,HenryVJlI, a Neo-Latin drama,translated alld edited ...

by L. A. Schuster (Austin: U. of Texas Pr., 1964) 20-21. (Schuster).

l'OVIS PERDITA ! PA RA BOLA EVAN- I gelica, descripta Comicè. 1 IACOBO SCHOEPPE- ! ro presbytero Tremonia- 1no amore 1 ANTVERPIAE1Excudebat Ioannes Latius

I

An. M. D. LIIl. \Samengebonden met] IACOBI SCHOEPPE

I

RI TREMONIANI! PRESBYTER I COMOE=! DrAE ET TRAGOE=

I

DIAE SA- CRAE ET NOVAE,

I

ACCVRA TJSSIM E! recognitae.1Tremoniae, excudebat Philipps Maul rer. Anno M. D. LIL [BntsseI Kon. Bib!. L. P. V 6415J. -VochtIV 525-6. - Dr. Hugo Holstein, "Die Reformation im Spiegelbilde der dramatischen Litteratur," inSchriften des Vereinsfür Reformationsgeschichte,14/15 (Halle, 1886) 142. -J.A. WorpGeschiedenis van het drama en van het toneel in Nederland,I (Groningen: Walters, 1904) 207, 220.

(Worp). -Crei. 127-8.

1\J. F. M. Kat, De Verloren Zoon als letterkundig motief, academisch proefschrift, diss.

Nijmegen (Amsterdam: Babelewsky, 1952) 52-55.

16DIDASCALVSI COMOEDIAIutdoctissima, ita&lepidissi

=1

ma, Autore Iacobo Zol uitio Drieschara,1Paedotriba tide = I lissimo.IRECENS NAT A.IColoniae apud loannem Gymnicum:

I

ANNO M. D. XXXXl. (ZD). A'dam. U. B. 974 E 47; Den Haag, K. B. 942 D 33; Den Bosch, Provo Gen N. Brab. - De Copenius-editie, Antw. 1540, te Gent, U. B. (Zie MC); Parijs, Bib!. Nat Yc. 9525; Berlijn, Pr. St. Bib.; Londen, Brit. Lib.: BM;

Oxford Bod!. Lib.; Folger Shakespeare Lib., D.

c.:

NUC. Zie ook NK. Vg!.Nieuwe Nederlandsch Biographisch Woordenboek,ed. P. Molhuysen en P. Blok,Il (Leiden: Sijt- hoff, 1912) k. 1127-28.

17Lucubratio, klassiek en humanistisch Latijn voor "werken bij lamplicht, nachtelijke studie".

18Crei.168. vg!. W. Creizenach,Geschichte des neueren Dramas,Il, I (1918) 156-9. (CreiA).

Bah!. 50-51. Nauw. 7-8. L. van den Boogerd,Het fezuïetendrama in de Nederlanden (Groningen: Wolters, 1961) 10-11.Schuster 20-21

19Thomas W. Best,Macropedius.TWAS 218 (New York: Twayne, 1972) 67, 171, 174. H.

Giebels,Georgius Macropedhls, 1487-1558. Een biografische Schets. Bij'dragen tot de ge- schiedenis van Gemert, rIl (Gemert: Heemk. Kring - Macropediusco lege, 1978) 30-31.

Worp 220.

20Crei.168.CreiA 156-9.

" S. A. Vosters, "juan Luis Vives en de Nederlanden",Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde(Gent 1964) 126. (Vosters).

"Corstens15.Nauw. 13.

2JNauw.7 n. 27, 36, 38. IACOBO ZO

=1

VITII QVOTJDIANII SERMONIS QVAE-

DAMI FORMVLAE,in: SEBALDI HEYDEN!PVERIUVMI COLLOQVIORVMI

FORMVLAEI ADAGIORVM CENTVRAE JlJl.1 In Germanicam linguam translatae.

IACOBI ZOVITII1COLLOQVIAI . ..AntverpiaeIEx officina Gulielmi Siluij, typo- graphi Regij.1 M. D. LXX, p. 45-77. Göttingen, Niedersächsische Staats- und Universi- tätsbib!. (de paginering is onregelmatig: p. 37-48 komen tweemaal voor). (ZQ). Herdruk, Leiden: j. Parius, 1610: Utrecht U. B., X act. 824; Herdruk, A'dam: H. Laurentius, 1636:

Maastricht Canisianum. [Edities met Fr. vert. (Antw. 1576): Londen British Lib. (BM) en (Parijs 1633) te Parijs Bib!. Nat.:Catalogl4e Général des Livres imprimés de la Bibliothèque Nationale. Auteurs,t. 231 (Paris: Impr. Nat., 1981) 890-1. Sign. X 8871 (3),8° X pièce 863 et 1132. (CB). 300 van de 400Adagiadie in ZQ het tweede deel vormen van de band staan in de Bossche editie van 1540 door G. van der Hatart op naam van Heyden (Den Bosch, Provo Gen.). Deze Bossche editie heeft jöcher er waarschijnlijk toe gebracht te beweren, dat Zovitius rector te 's-Hertogenbosch was. Zie: Aloys Bömer,Die lateinischen Schiilerge-

(24)

spräche der Humanisten (Berlin: Harrwitz, 1897-99),Repro~rafischeherdruk (Amster- dam: Schippers, 1966).159: (Bömer). Deze mening wordt herl1aald in een opusculum met afzonderlIjke pagl11enng 111 dezelfde band: Aloys Bömer, Lemen und Leben auj den Humanistenschulen im Spiegel der lateinischen Schülerdialoge, p. 4. (BöL.) In de Bossche editie van 1540 ontbreken Zovitius'Formulae: Nauw. 7 n. 27. NK. CB. Een editie met Duitse vertaling van Heyden zonder Zovitius'Formulae, gedrukt te Cliviae (=Kleef), werd uitgegeven doorJ.Silberling te Amsterdam in 1667: A'dam U. B., sign. OK 76-430 (3).]

24ZQ. NUC.British Library. General Catalogue ofPrinted Books to 1975, v. 147 (London:

Trusties of the B. L., 1982) 237; 116 (1982) 282; 83 (1981) 170. (BLC).Bömer 147-9.

2\Mas. 131-157.

26Mas. 35,113-130. Bömer 1-9. Petrus Mosellanus, Paedologia, herausgeg. von Hermann Michel. Lateinische Litteraturdenkmäler des XV. und XVI. ]ahrhunderts, XVIII (Berlin:

Weidmann, 1906) Einleitung. BM v. 214, c. 58-60.

27ZQ 46, 48, 53-56.

28ZQ 76-77. - R. R. Post, The Modern Devotion. Confrontation with Reformation and Humanism. Studies in Medieval and Reformation Thought, III (Leiden: Brill, 1968) 324.

Id.,De Moderne Devotie. Geert Groote en zijn stichtingen. Patria XXII (Amsterdam 1940) 40. Verschillende door Zovitius' behandelde onderwerpen komen veelvuldig voor in de Nederlandse en Duitse schooldialogen. Over het slaan in het onderwijs, het optreden van verklikkers, weekhartige moedertjes, het typisch renaissancistische beklemtonen van het spel, het terugdringen van de moedertaal en de praktische oefeningen bij het vreemdetalen- onderwijs zie: BöL. 4,9-11, 16, 21-22, 29.

29Mas. 40, 132, 135, 169.

JOAnt. Palau y Duket,Manual dellibrero hispanoamericano, t. IV (Barcelona 1951) 424.

-BLC.

JlVosters 68, 94,119-122,134,136.

32D. ERASMIIROTERODAMI EPJTAPHIA,IPER ERVDITJSS. ALJQVOTI viros Academiae Louanien-[sis] editaILOVANII I ex officina Rutgeri Rescij,

r

AN. M. D.

XXXVII.I Men. Mart.-Brussel Kon. Bib. II 19.067A (1). Cf. NK 2843.Vocht III 421-3.

3JHet Phalaecische of Phaleucische metrum is elflettergrepig en bestaat uit een spond<eus, een dactylus en drie trocheeën, b.v. VIdl/credit;;'/përl';'-/c~sL;:;--/crTn;;'s/.

J4ZouitijPhaleucium apud Braeda=Inos ludimagistri.1AD coenam uocitatus huc adesto, in:

ORATIO I DITII FERDINANDI FRIATIS DE AG=Ini sumendi Paschalis praepara- tione, hoc est

I

de Ieiunio, Confessione, &Poenitentia.1 Vaeneunt Antverpiae, sub scuto Basile<e: apud Gregorium Bontium

I

1(Colofon) Simon Coquus, Ciuis ... oppidi Antuer=

I piensis, excudebat ... Anno. M. CCCCc. XXXVIII. - Den Haag Mus. Meermanno- Westreenianum: 149 E 6; Brussel Kon. Bibl. L. P. 4006 A; Wenen N ationalbibl.; Minnea- polis University of Minnesota, USA (Onvolledig ex.). Cf. NK 3041, NUC.

JSR. Garda Villoslada,La Universidad de Paris durante los estudios de Francisco de Vitoria (1507-1512). Analecta Gregoriana, v. 14. Series Facult. Hist. Ecd., Sectio B (no. 2) (Romae 1938) 411. Hier blijkt, dat ,,]orge de Austria" bisschop was van Luik.

36Nauw. 39-40.

Met genoegen dank ik Drs. C. Th Lohmann en Dr. F. A. Brekelmans, redactieleden van het]aarboek, voor de zorg die zij besteed hebben aan het persklaar maken van dit artikel.

190

Referências

Documentos relacionados

valor : guarda o valor da entrada da matriz lin: guarda o número da linha da entrada col : guarda o número da coluna da entrada cprox : aponta para o próximo nesta coluna lprox :