• Nenhum resultado encontrado

Economische vooruitzichten 1997-2001

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2023

Share "Economische vooruitzichten 1997-2001"

Copied!
165
0
0

Texto

Het doel van de "Planning Papers" is de analyse- en de onderzoekswerkzaamheden van het Federaal Planbureau te verspreiden. Die spectaculaire verbetering zou vooral te danken zijn aan de daling van de rentelasten (-0,5 procent van het BBP) en de stijging van het primaire overschot (+0,3 procent van het BBP).

TABEL 1 Voornaamste resultaten van de projectie (groeivoeten in procent, tenzij anders aangeduid)
TABEL 1 Voornaamste resultaten van de projectie (groeivoeten in procent, tenzij anders aangeduid)

Het middellange termijnscenario van de Europese Commissie met betrekking tot de internationale omgeving

Het door het Agentschap gehanteerde scenario verschilt op drie punten van het scenario van de Commissie. Op het einde van de periode toont het scenario van het Federaal Planbureau een daling van de indicator met 0,2 procentpunt in 2001.

TABEL 2 Macro-economische indicatoren voor de Europese Unie - december 1996 (cijfers van de juniprojectie 1996 tussen haakjes; groeivoeten in procent)
TABEL 2 Macro-economische indicatoren voor de Europese Unie - december 1996 (cijfers van de juniprojectie 1996 tussen haakjes; groeivoeten in procent)

De onzekerheden omtrent de internationale omgeving

De groei en zijn componenten

De daling van het budgetaandeel van vervoersdiensten is het gevolg van een lichte stijging van de prijsindex. De investeringsquote van de overheid stabiliseerde zich in de periode 1997-2001 op 1,5 procent van het bbp (zie ook figuur 5).

FIGUUR 2 Gezinsspaarquote
FIGUUR 2 Gezinsspaarquote

De sectorale evolutie

De toename van de vraag in dit segment is in lijn met de toename van de bedrijfsinvesteringen. Ondanks de zwakke ontwikkeling van de particuliere consumptie kende ook het segment consumptiegoederen een sterke stijging van de toegevoegde waarde.

TABEL 9 De desindustrialisering in België op basis van de bruto toegevoegde waarde en de tewerkstelling
TABEL 9 De desindustrialisering in België op basis van de bruto toegevoegde waarde en de tewerkstelling

Prijzen, kosten en rentevoeten

De gunstige ontwikkeling van de inflatie op lange termijn is het resultaat van meerdere factoren. De bijdrage van de binnenlandse kosten aan de ontwikkeling van de inflatie zal naar verwachting in de periode 1997-2001 gematigd blijven.

FIGUUR 7 Prijzen van het particulier verbruik (groei in procenten)
FIGUUR 7 Prijzen van het particulier verbruik (groei in procenten)

Arbeidsmarkt

Voor de rest van de ramingsperiode zou het verlies beperkt blijven tot zo'n 3.000 banen per jaar. Zowel de secundaire als de tertiaire sector laten gedurende de ontwerpperiode een stijging van de arbeidsproductiviteit zien.

TABEL 14 Ontwikkeling van de sectorale werkgelegenheid (in duizendtallen, op 30 juni)
TABEL 14 Ontwikkeling van de sectorale werkgelegenheid (in duizendtallen, op 30 juni)

Rekeningen van de economische agenten, nationaal inkomen

Inkomen per werknemer

Het aandeel van het bruto primair inkomen van ondernemingen, dat in 1995 en 1996 stijgt, zal naar verwachting ook licht afnemen gedurende de projectieperiode. Het tekort met de Verenigde Staten bereikt 63 miljard (62 in 1995) en het tekort met Canada neemt af (-10 tegen -15).

TABEL 19 Andere inkomens dan gezinsinkomens uit arbeid
TABEL 19 Andere inkomens dan gezinsinkomens uit arbeid

Globale evolutie

In de baten en lasten zijn de afschrijvingen op overheidsinvesteringen (0,3 procent bbp) niet meegerekend. Dan zou het aandeel van de inkomsten in het bbp stabiel blijven (45,9 procent voor fiscale en parafiscale druk, 1,3 procent voor niet-fiscale inkomsten).

TABEL 24 Ontvangsten en uitgaven van de overheid - Geconsolideerde verrichtingen (in procent van het BBP)
TABEL 24 Ontvangsten en uitgaven van de overheid - Geconsolideerde verrichtingen (in procent van het BBP)

Fiscale ontvangsten

Deze trend vloeit voort uit de evolutie van de belastbare basis en de progressiviteit van belastingen. De belastinggrondslag daalt lichtjes in het bbp, ondanks de vervanging van de reële loonstop door een minder restrictief tarief. Op middellange termijn blijft de bedrijfsvoorheffing voor natuurlijke personen constant op 0,8 procent van het bbp.

In 1996 bedroeg de vennootschapsbelasting 3,2 procent van het BBP (inclusief onroerendgoedbelasting en lokale bedrijfstoeslagen), het hoogste niveau in decennia. Ook het profiel van de btw-ontvangsten blijft licht dalen als percentage van het bbp. Deze groei met 0,2% is vooral te danken aan de verhoging van de indirecte belastingen.

TABEL 26 Fiscale heffingen (in procent van het BBP)
TABEL 26 Fiscale heffingen (in procent van het BBP)

Federale Overheid

Deze twee en andere minder belangrijke verschuivingen verklaren grotendeels de daling van de overdrachten van de federale overheid aan de gezinnen in 1996. Vanaf 1997 stopte deze uitkering, maar werd de bijdrage van de federale overheid aan de sociale zekerheid met hetzelfde bedrag verminderd. Invoering van een nieuwe werkgeversbijdrage van bedrijven aan de federale overheid van DKK 3,1 miljard. in 1997.

De evolutie van de ontvangsten van de Federale Overheid werd reeds besproken in de vorige punten. Deze vaststelling geldt zowel voor het oude luik van de wet (+82 procent) als voor de wet in zijn geheel (+115 procent). De trendmatige daling (sinds 1996) van de niet fiscale ontvangsten is het gevolg van de volgende elementen.

TABEL 31 Gegevens m.b.t. de schuld en de rentelasten van de Federale Overheid
TABEL 31 Gegevens m.b.t. de schuld en de rentelasten van de Federale Overheid

Sociale Zekerheid

In de nieuwe versie van de Nationale Rekeningen komen de uitgaven in het kader van het gewaarborgd inkomen voor ouderen niet meer bij de Sociale Zekerheid, maar bij de overheidsagent die de financiering draagt. De economische bijdragen op de ESR-rekening worden niet beïnvloed door deze verandering in het ritme van de bijdrage-inning. Wij verwachten dan ook dat de netto financieringscapaciteit voor 1995, geraamd op 20 miljard, naar beneden zal worden bijgesteld in de volgende versie van de ESR-rekeningen.

Deze tekorten zijn het gevolg van overschrijding van de doelstelling voor de zorguitgaven. Het herstel van het socialezekerheidssaldo in 1997 is het gevolg van een daling van de uitgaven ten opzichte van 2001. Verder gaan we ervan uit dat de matiging van de uitgaven aan geneeskundige zorg (+2 procent per jaar) tot 2001 zal worden volgehouden.

TABEL 35 Structurele besparingsmaatregelen in de sociale zekerheid (in mld franken)
TABEL 35 Structurele besparingsmaatregelen in de sociale zekerheid (in mld franken)

De Gemeenschappen en Gewesten

Investeringen in particulier onderwijs worden toegevoegd aan de begrotingsuitgaven op de ESER-rekening voor lokale gemeenschappen en regio's. Voor de zekerheid worden ook de 'overige investeringen' van de gemeenschappen en gewesten in de projectie alleen gecorrigeerd voor prijsstijgingen. De Hoge Raad voor Financiën publiceerde ook een nieuwe reeks normen voor de budgettaire levensvatbaarheid van gemeenschappen en gewesten.

Daarnaast is binnen de Hoge Raad van Financiën een adviesdienst "Overheidsfinancieringsbehoeften" opgericht. Zo dragen lokale gemeenschappen en gewesten bij tot de structurele verbetering van de Belgische overheidsfinanciën in het licht van de Maastrichtnorm. Voor de gemeenschappen en de gewesten komt dit traject - vrij toevallig - overeen met de normen van de Hoge Raad van Financiën voor de haalbaarheid van de begroting.

TABEL 38 De primaire uitgaven van de Gemeenschappen en Gewesten (in procent van het BBP)
TABEL 38 De primaire uitgaven van de Gemeenschappen en Gewesten (in procent van het BBP)

De lokale besturen

H ET JAAR 1996

De "schijnbare" verbetering van de NFB van de lokale besturen in 1996 (in feite van hun financieringscapaciteit) kan enkel worden verklaard door de verwachting dat in juni volgend jaar een correctie op de nationale rekeningen zal worden aangebracht: opheffing van de dubbeltelling van de OCMW-overdrachten aan huishoudens, d.w.z. . dit leidt tot een toename van de ontvangen overdrachten van de federale overheid (cf. tabel 43). Los van deze aanpassing zou de NFB van de lokale besturen zich in 1996 min of meer hebben gestabiliseerd en zelfs licht zijn gedaald: hun directe belastingen daalden met 0,1 procent als gevolg van de uitzonderlijke betalingsachterstand in 1995.

D E JAREN 1997 TOT 2001

De energie-intensiteit van de groei

De uitkomsten van de raming in termen van energieverbruik zijn uiteraard sterk afhankelijk van de vooruitzichten voor economische groei. Het energieverbruik in de industriële sector groeit langzamer dan in de rest van de economie. Met een jaarlijks gemiddeld groeipercentage van 1,2 procent bereikte het eindverbruik van de sector in 2001 12,1 Mtoe.

Deze ontwikkeling komt overeen met een stijging van de energie-intensiteit van de sectorale bedrijvigheid met 0,6 procent per jaar. Aardgas zet zijn opmars voort en zal in 2001 ongeveer 27 procent van de eindvraag vertegenwoordigen (vergeleken met 24 procent in 1990 en 12 procent in 1970). De consumptie door de industriële sectoren en de gezinseconomieën zal naar verwachting met respectievelijk 2,3 en 2,2 procent per jaar toenemen.

FIGUUR 21 Energie-intensiteit van het BBP (index 1980 = 100)
FIGUUR 21 Energie-intensiteit van het BBP (index 1980 = 100)

De daling van het absolute emissieniveau in 1998 is uitsluitend het gevolg van veranderingen in de elektriciteitsvoorziening. Hetzelfde geldt voor de emissies van het energieverbruik van huishoudens: deze gingen van 18,4 procent van het totale verbruik in 1996 naar 18,2 procent in 2001. De emissies van de transportsector waren goed voor 8,7 procent van de totale emissies in 1970 en 18,3 procent in 1990.

De CO2-raming in de Nationale Mededeling houdt ook rekening met een temperatuurcorrectie van de emissies in 1990, het referentiejaar voor het vaststellen van de emissiedoelstelling, bij een hoge gemiddelde jaartemperatuur. De geïnteresseerde lezer wordt verwezen naar de tekst van de Eerste Nationale Mededeling over klimaatverandering voor meer informatie. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het eindverbruik van verschillende sectoren: industrie, transport, diensten, huishoudens en landbouw.

TABEL 50 Ontwikkeling van de CO2-intensiteit van het BBP (jaarlijkse gemiddelde groeipercentages)
TABEL 50 Ontwikkeling van de CO2-intensiteit van het BBP (jaarlijkse gemiddelde groeipercentages)

Het Stabiliteitspact en de budgettaire politiek in een muntunie

Deze procedure houdt in dat de lidstaten jaarlijks een stabiliteitsprogramma opstellen dat onder toezicht staat van de Europese Raad. De monetaire unie schept een aantal omstandigheden die een inperking van de budgettaire autonomie van de lidstaten rechtvaardigen. Ten eerste impliceert de onherroepelijke vastlegging van wisselkoerspariteiten het verlies van de nationale wisselkoers als instrument van nationaal economisch beleid.

In een systeem van flexibele wisselkoersen, zorgt een expansief budgettair beleid, door opwaartse druk op de intrestvoet, voor een appreciatie van de wissel- koers. Waarbij de impact van de nationale budgettaire expansie op het Europese intrest- en prijsniveau afhankelijk is van de relatieve grootte van de expanderende lidstaat. Coördinatie van het budgettair beleid lijkt daarom onvermijdelijk, ook nadat de macro-economische convergentie van de lid- staten werd bereikt.

Het nieuwe Convergentieplan van de Belgische regering

Zoals voorheen aangegeven, ver- hoogt die correctie het primaire saldo van de lokale besturen, dus van Entiteit II, en van de gehele overheid met 0,2 procent van het BBP in 1996,. Maar voor 1998 lijkt het, bij gelijkblijvend beleid, moeilijk de stabilisering van het primaire overschot van Entiteit I en vooral van de Federale Overheid, te verzeke- ren. In 1999 zou het primaire overschot van Entiteit I zich daarentegen "spontaan" her- stellen als gevolg van de verwachte verbetering in de Sociale Zekerheid vanaf 1999.

Uit de projectie blijkt dat de fluctuatie van de NFB van Entiteit II tussen 1996 en 2000 nauw overeenkomt met die van het convergentieplan: +0,4 procent van het bbp in vergelijking met 0,5 procent. Tussen 1996 en 2000 doet zich in beide scenario's een vergelijkbare ontwikkeling voor: een daling van de rentelasten met 1,3 of 1,2 procent van het BBP. Op korte termijn moet de uitdrukkelijke doelstelling van het kabinet van het primaire overschot van Entiteit I worden gehaald.

TABEL 51 Verloop van het overheidstekort en de -schuld in het Convergentieplan. Vergelijking van de Belgische, Duitse en Franse doelstellingen
TABEL 51 Verloop van het overheidstekort en de -schuld in het Convergentieplan. Vergelijking van de Belgische, Duitse en Franse doelstellingen

Gevolgen van het Stabiliteitspact voor de Belgische budgettaire politiek

Elk jaar wanneer de waargenomen groei deze minimumgrens overschrijdt, daalt het tekort tot onder de 3 procent van het bbp. Als de reële economische groei in 1997 2,1 procent bedraagt, daalt het tekort tot -2,5 procent van het BBP. Zo ontstaat een marge van 0,5 procent van het bbp.

Het komende jaar kan het primaire overschot fors dalen voordat het tekort terugkeert naar 3 procent van het bbp. De twee tabellen samen illustreren het belang van de eerste jaren van de projectieperiode, namelijk 1997 en 1998, voor het op gang brengen van de gunstige spiraal van tekort- en schuldvermindering. Als het echter niet mogelijk is om voldoende marge ten opzichte van de norm te creëren, kan het in de periode 1998-2000 nog zeer moeilijk zijn om zonder aanvullende maatregelen niet boven de 3 procent uit te komen.

Dit is ruim boven de grens van -0,75% waarboven volgens het Stabiliteitspact geen bijzondere omstandigheden kunnen worden ingeroepen om de tekortnorm te overschrijden. Met de recente twijfels van enkele buitenlandse politici over de start van de derde fase van de EMU, is de druk om de Europese rentetarieven te verhogen weer toegenomen.

TABEL 53 Risico op overschrijding van de tekortnorm (groei in t-1 is minimale limiet)
TABEL 53 Risico op overschrijding van de tekortnorm (groei in t-1 is minimale limiet)

Imagem

TABEL 2 Macro-economische indicatoren voor de Europese Unie - december 1996 (cijfers van de juniprojectie 1996 tussen haakjes; groeivoeten in procent)
TABEL 4 Hypothesen van de Commissie met betrekking tot de internationale omgeving (groeivoeten in procent tenzij anders aangegeven)
FIGUUR 1 Reële groei van het BBP en trendgroei (groeivoeten in procent)
FIGUUR 8 Ontwikkeling van het reële bruto loon en de productiviteit per capita (1971-2001) (groeivoet in procenten)
+7

Referências

Documentos relacionados

Caso seja imposta alguma sanção ao juiz se esse não seguir a jurisprudência ( ), os incentivos ainda não serão perfeitos, pois a turma não conseguirá