• Nenhum resultado encontrado

Mate van slachtofferschap van delinquent gedrag

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2023

Share "Mate van slachtofferschap van delinquent gedrag "

Copied!
3
0
0

Texto

(1)

Facts and figures: Slachtofferschap

Jeugddelinquentie is één van die aspecten die er regelmatig in slaagt de maatschappelijke en politieke gemoederen te beroeren. Deze aandacht of bezorgdheid blijft echter vaak relatief eenzijdig gericht op daderschap van delinquent gedrag door jongeren; aandacht voor slachtofferschap bij jongeren is veel minder groot. Dit is niet terecht omdat jongeren niet enkel proportioneel gezien meer dader zijn, maar tegelijkertijd proportioneel het vaakst met slachtofferschap te maken krijgen. In deze ‘facts & figures’ beschrijven we daarom meer specifiek enkele centrale bevindingen omtrent de omvang, aard en verdeling van slachtofferschap onder Vlaamse jongeren, op basis van de drie Vlaamse JOP-monitors.

Mate van slachtofferschap van delinquent gedrag

Figuur 1. Evolutie van de prevalentie van slachtofferschap bij 14- tot 25-jarigen in JOP-monitor 1 (2005- 06), JOP-monitor 2 (2008) en JOP-monitor 3 (2013) (in percentages)

33,2 39,3

14,6 27,6

42,5

33,2

4,4 5,4 3,1

5 5,8 5,5

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45

JOP-monitor 1 JOP-monitor 2 JOP-monitor 3

Vandalisme Diefstal Bedreiging met wapen Fysiek geweld

(2)

In de drie JOP-monitors zijn vier items die peilen naar slachtofferschap van delinquent gedrag in elk van de afgenomen monitors op identieke wijze bevraagd geworden. We kunnen dus enkel voor deze vier feiten een betekenisvolle vergelijking maken van de gerapporteerde prevalenties doorheen de tijd. Het betreft meer specifiek slachtofferschap van ‘vandalisme’,

‘diefstal’, ‘bedreiging met een wapen’ en ‘fysiek geweld’. Belangrijk om op te merken, is dat het hier gaat om slachtofferschap dat door respondenten zelf gerapporteerd is geworden. Allerlei elementen kunnen deze rapportage ‘storen’, zoals gevoelens van schaamte en processen van vergeten en vergissen (zie voor een verdere bespreking o.a. Cops, 2014; Pauwels & Pleysier, 2012). We spreken hier daarom verder consequent van zelf gerapporteerd slachtofferschap om niet de indruk te wekken dat dit een objectieve maat van het werkelijke slachtofferschap onder jongeren zou zijn.

Wat betreft het zelf gerapporteerde slachtofferschap, is er doorheen de drie metingen bij geen van de bevraagde delicten een consistente tendens vast te stellen. Terwijl de prevalenties van elk van deze delicten in 2008 hoger lag dan in 2005-06, is er in 2013 een identieke, maar tegenovergestelde beweging vast te stellen en kent elke delictsvorm een lagere prevalentie van gerapporteerd slachtofferschap. Vooral de sterke afname van vandalisme – van 39.3% in 2008 naar 14.6% in 2013 - is in deze context opvallend. Enkel voor slachtofferschap van fysiek geweld ligt de prevalentie in 2013 hoger dan in 2005 (5.5% versus 5.0%), maar dit verschil blijft zeer minimaal en weinig betekenisvol. Ook voor de confrontatie met slachtofferschap bij Vlaamse jongeren kunnen bijgevolg vaststellen dat er in de voorbije acht jaar geen stijging van het risico op slachtofferschap heeft plaatsgevonden - zelfs integendeel – bij de vier in de JOP- monitor bevraagde gedragingen.

Slachtofferschap van delinquentie naar achtergrond

Vervolgens gaan we na voor de jongeren uit de JOP monitor 3 (2013) de samenhang tussen slachtofferschap van delinquent gedrag en enkele sociaal-demografische kenmerken (tabel 3).

We vergelijken gemiddelden door middel van Anova analyse met een post hoc Bonferroni test.

We hanteren hiervoor een prevalentieschaal voor het zelfgerapporteerde slachtofferschap, waarbij we de prevalentie van alle bevraagde delicttypes in JOP-monitor 3 samentellen om zo één gecombineerde schaal te krijgen.1 Voor deze schaal gaan we vervolgens na of de gemiddelde score hierop verschilt op basis van diverse sociaal-demografische kenmerken.

Uit de analyses (tabel 2) blijkt dat de verschillen op basis van deze kenmerken minder sterk uitgesproken zijn dan bij daderschap. In het geval van het geslacht van de respondenten blijkt ook in deze analyses een significant verschil tussen jongens en meisjes, waarbij de eerste groep gemiddeld gesproken een hogere prevalentie van slachtofferschap rapporteert. Dit verschil blijft vooral beperkt omdat meisjes, meer dan jongens, bevestigend antwoorden op de vraag of ze wel eens zijn lastiggevallen op straat.

Ook het verschil naar leeftijd wordt in deze analyses bevestigd, al is er hier enkel sprake van een significant lagere prevalentie in de oudste leeftijdsgroep; de prevalenties van

1 Meer concreet zijn in deze JOP-monitor de volgende delicttypes bevraagd: vandalisme, fysiek geweld, diefstal, bedreiging met een wapen, lastiggevallen op straat en onder dwang verplicht iets af te geven. De prevalenties van deze items wordt samengeteld zodat een schaal wordt gecreëerd met minimumscore 0 en een maximumscore van 6.

(3)

slachtofferschap in de twee andere leeftijdsgroepen zijn dan weer quasi identiek. Bij de twee andere kenmerken - (huidige of gevolgde) onderwijsvorm en het opleidingsniveau van de ouders - kunnen er in deze studie geen significante verschillen worden vastgesteld in de prevalentie van slachtofferschap.

Ook hier blijft echter onverkort gelden dat deze bivariate verbanden op hun (al bij al beperkte) waarde dienen te worden geschat. De kritische gebruiker van deze ‘facts and figures’ houdt daarom best steeds in het achterhoofd dat de vastgestelde verschillen bruto verschillen zijn die mogelijk door andere kenmerken (mee) verklaard kunnen worden. Enkel via ‘multivariate’

analysetechnieken kunnen beide van elkaar onderscheiden worden.

Tabel 2. Variantieanalyse met post hoc bonferroni test van slachtofferschap en sociaal-demografische kenmerken bij 14- tot 30-jarige jongeren uit JOP monitor 3 (2013)

Gemiddelde prevalentie

slachtofferschap N

Geslacht

Man 1.08 1327

Vrouw 0.94a 1696

leeftijd

14-18 1.05 412

19-25 1.11 1240

26-30 0.84ab 873

Onderwijsvorm

aso/kso 0.98 1467

bso 1.09 705

tso 0.96 823

Opleidingsniveau ouders

Geen ouder hoger diploma 1.00 1323

Ten minste één ouder hoger diploma 0.99 1585

Referências

Documentos relacionados

(Em aula, vimos um algoritmo que construia uma subseq¨ uˆ encia de X e Y de comprimento m´ aximo.) O seu algoritmo deve executar em tempo O(mn). N˜ ao apenas escreva o