• Nenhum resultado encontrado

Arthur Schopenhauer: het oeuvre

Schopenhauer begint in 1813, op vijfentwintigjarige leeftijd, met het schrijven van filosofisch werk. Hij zal er tot het einde van zijn leven mee doorgaan, haast elke dag, in totaal dus zevenenveertig jaar lang. In die tijd geeft hij – in chronologische volgorde – de volgende titels uit:

1. Über die vierfache Wurzel des Satzes vom zureichenden Grunde, 1813

2. Über das Sehn und die Farben, 1816 3. Die Welt als Wille und Vorstellung

(eerste band, boek 1 t/m 4 + bijlage Kantkritiek), 1819 4. Theoria colorum

(Latijnse vertaling van gewijzigde versie van 2.), 1830 5. Über den Willen in der Natur, 1836

6. Die beiden Grundprobleme der Ethik: Über die Freiheit des menschlichen Willens, Über das Fundament der Moral, 1841 7. Die Welt als Wille und Vorstellung. Zweite, vermehrte Auflage (tweede druk van 3., met toevoeging van een tweede band), 1844

8. Über die vierfache Wurzel des Satzes vom zureichenden Grunde. Zweite, sehr verbesserte und beträchtlich vermehrte Auflage (tweede druk van 1.), 1847

9. Parerga und Paralipomena, 1851

10. Über den Willen in der Natur. Zweite, verbesserte und vermehrte Auflage (tweede druk van 5.), 1854

11. Über das Sehn und die Farben. Zweite, verbesserte und vermehrte Auflage (tweede druk van 2.), 1854

12. Die Welt als Wille und Vorstellung. Dritte, verbesserte und beträchtlich vermehrte Auflage (derde druk van 3.), 1859

13. Die beiden Grundprobleme der Ethik: Über die Freiheit des menschlichen Willens, Über das Fundament der Moral.

Zweite, verbesserte und vermehrte Auflage.

(tweede druk van 6.), 1860

Dit lijkt in eerste instantie geen erg indrukwekkende lijst, ook gezien het feit dat alle tijdens Schopenhauers leven verschenen drukken apart vermeld staan. Maar daarbij moet men wel besef- fen dat sommige werken nogal omvangrijk zijn. Zijn hoofdwerk Die Welt als Wille und Vorstellung telt in de originele derde uitgave (zie 12.) bijvoorbeeld in totaal 1374, en de twee banden van Pa- rerga und Paralipomena (zie 9.) samen 996 pagina’s. De verschij- ning van een nieuwe druk betekende voor Schopenhauer ook veel meer dan enkel het verplaatsen van een paar punten en komma’s.

Hij componeerde nieuwe voorwoorden, herschreef lange tekstge- deelten en verving of voegde soms hele hoofdstukken toe. Altijd bezig om zijn werken te verbeteren en aan te vullen, had hij de gewoonte aangenomen om volgeschreven losse bladen over een onderwerp op de bijbehorende plaats in de laatste uitgave van een boek te schuiven, ter voorbereiding op een eventuele nieuwe druk. Zijn nagelaten werk is deels verwerkt in postume uitgaven van in het voorgaande overzicht vermelde werken, die dus als de definitieve versies kunnen worden beschouwd. Het overige deel van het nagelaten werk is hier buiten beschouwing gelaten.

Over de reikwijdte van Schopenhauers oeuvre kan ik kort zijn. Er is nauwelijks een onderwerp te bedenken, of hij heeft er wel zijn filo- sofisch licht over laten schijnen. Overigens wijkt hij daarmee niet af van de destijds bestaande traditie. Specialisatie in de filosofie is iets van later datum. Wat hem echter onderscheidt van zijn tijdgenoten, is dat hij de werkelijkheid zoals hij die ziet niet alleen op een hoog abstractieniveau beschrijft, maar ook met ontelbaar veel voorbeel- den illustreert hoe zijn werkelijkheidsopvatting samenhangt met de ervaren praktijk van alledag. Uiteraard was hij een kind van zijn tijd en kon hij niet vooruitlopen op toekomstige ontwikkelingen zoals de evolutieleer die het gedachte onderscheid tussen mens en dier zou verkleinen, de relativiteitstheorie die ons begrip van ruimte en tijd blijvend zou veranderen, of de vrouwenemancipatie en haar ge- volgen voor de maatschappelijke verhoudingen. Sommige van zijn illustraties doen dan ook verouderd aan. Maar dat doet niets af aan de hoofdlijn van zijn filosofie. Het blijft dus heel goed mogelijk om, zo men wil, nieuwe concrete voorbeelden uit onze tijd te verbinden met Schopenhauers oorspronkelijke filosofie.

Wat de structuur van Schopenhauers oeuvre aangaat, moet men allereerst weten dat Schopenhauer, anders dan bijvoorbeeld een Kant of Wittgenstein, nooit op een eerder ingenomen filosofisch standpunt is teruggekomen. Zijn volledige werk kan dus worden opgevat als één groot, samenhangend geheel. Maar binnen dat ge- heel heeft wel alles een eigen functie. De onbetwistbare spil in dit bouwwerk is de eerste band van Die Welt als Wille und Vorstel- lung (zie hierboven onder 3., 7. en 12.), waarin Schopenhauer zijn volledige filosofie systematisch uitwerkt. Deze band kan gerust als zijn hoofdwerk worden betiteld. De twee vroegere publicaties, Über die vierfache Wurzel des Satzes vom zureichenden Grunde (zie hierboven onder 1. en 8.) en Über das Sehn und die Farben (zie hierboven onder 2., 4. en 11.), kunnen, zeker achteraf gezien, worden ingeschaald als voorbereidende werken, al was het laatste ongetwijfeld vooral bedoeld om Goethe te behagen. De lange es- says Über den Willen in der Natur (zie hierboven onder 5. en 10.), Über die Freiheit des menschlichen Willens en Über das Fundament der Moral (zie hierboven onder 6. en 12.) zijn op te vatten als vol- ledig nieuw geschreven presentaties van afzonderlijke delen uit het hoofdwerk. De resterende uitgaven, te weten de tweede band van Die Welt als Wille und Vorstellung (zie hierboven onder 7. en 12.) en de Parerga und Paralipomena (zie hierboven onder 9.), be- vatten talloze uitweidingen over allerlei thema’s en zijn bedoeld als illustratiemateriaal ter ondersteuning van het hoofdwerk.

Schopenhauer brengt de samenhang in zijn werk opmerkelijk vaak onder de aandacht van zijn lezers, niet alleen in de diverse voorwoorden, maar ook via talloze verwijzingen in de hoofdtekst of in noten. Dat hij vanuit de eerste band van Die Welt als Wille und Vorstellung doorverwijst naar bijbehorende hoofdstukken in de tweede, die keurig per boek gerubriceerd zijn, is logisch. Maar hij gaat ook weleens te ver, vooral naarmate er in de latere drukken meer is om naar te verwijzen, als een commercieel denkende win- kelier die zijn klanten langs alle schappen wil voeren. Daarnaast schrijft hij soms een zekere voorkennis bij zijn lezer onontbeerlijk te achten voor een goed begrip van het boek in kwestie. Zo ver- onderstelt hij in zijn hoofdwerk kennis aanwezig van de filoso- fie van Immanuel Kant – die zelfs voor een geschoolde filosoof al moeilijk te lezen is. Hetzelfde beweert hij daar overigens over zijn eigen Über die vierfache Wurzel des Satzes vom zureichenden Grunde, dat hij als een noodzakelijke introductie voor boek 1 zegt te beschouwen. Ik denk dat hij in dat opzicht overdrijft en dat bijvoorbeeld de eerste band van Die Welt als Wille und Vorstellung

ook zonder de genoemde voorkennis prima te volgen is. Mogelijk hebben zijn soms overbodige leesaanwijzingen onnodig lezers af- geschrikt.

Schopenhauer was geen praktiserend academicus. Na zijn mis- lukte avontuur als docent aan de universiteit van Berlijn begint hij zich steeds nadrukkelijker af te zetten tegen wat hij de ‘beroeps- filosofie’ noemt. Daarvan zijn ook sporen terug te vinden in zijn werk. Met name Hegel moet het voortdurend ontgelden. Tegen hem heeft Schopenhauer ongetwijfeld een persoonlijke wrok ge- koesterd. In bijna alles wat hij vanaf 1844 schrijft laat hij zich wel ergens denigrerend uit over diens filosofie, die hij overigens bijna nergens inhoudelijk bespreekt maar gewoonlijk afdoet in termen als ‘Hegelse onzin’ [Hegelsche Unsinn], ‘hegelarij’ [Hegelei] of

‘woordenbrij van een windbuil’ [Wortkram eines Windbeutels].

Die scheldpassages zijn misschien amusant om te lezen, maar ze verraden door alle arrogantie heen ook de gekwetstheid van een miskend schrijver.

Van nature hanteert Schopenhauer een vlotte pen. Zijn eerste zes publicaties (zie hierboven onder 1. t/m 6.), waarin hij zich nog richt op een wetenschappelijk publiek, bevatten in vergelijking met de rest van zijn werk duidelijk meer jargon, maar zijn toch al relatief goed leesbaar voor de geïnteresseerde leek. Naarmate hij meer afstand neemt tot de beroepsfilosofie wordt zijn stijl allengs losser en zijn werk toegankelijker, overigens zonder aan kwaliteit in te boeten. Het levert hem uiteindelijk bekendheid op onder ad- vocaten, kunstenaars, zakenlieden en dergelijken. Alleen niet on- der filosofen, zo lijkt het wel. In die wereld zullen het later alleen outsiders zoals hijzelf zijn, die zich serieus met zijn filosofie be- zighouden, mensen zoals Friedrich Nietzsche. En L.E.J. Brouwer.

Verreweg de meeste lezers zullen Schopenhauer kennen van zijn relatief toegankelijke Parerga und Paralipomena (zie hierboven onder 9.), of nog waarschijnlijker van afzonderlijke essays uit dat werk [4]. Men kan zich met recht afvragen of hij zo lang met het schrijven van toelichtende teksten door zou zijn gegaan als hij als filosoof erkend was geweest. Misschien danken we hun bestaan vooral aan het feit dat die bekroning hem bij leven niet ten deel is gevallen. Dat ze vervolgens gebundeld in de Parerga zijn versche- nen, had dan weer een praktische reden. In het voorwoord bij de derde druk van Die Welt als Wille und Vorstellung (1859) schrijft Schopenhauer dat hij zijn Parerga und Paralipomena alleen apart

heeft laten uitgeven, omdat hij betwijfelde of hij oud genoeg zou worden om nog een nieuwe druk van zijn hoofdwerk te beleven.

De teksten waren dus eigenlijk bedoeld om een plaats te krijgen in de tweede band van Die Welt als Wille und Vorstellung, iets wat in de derde druk ook gedeeltelijk is gebeurd. In 1851 had het er nog helemaal niet de schijn van dat de Parerga voor Schopenhauers doorbraak als schrijver zou zorgen. Zijn vaste uitgever Brockhaus wees het zelfs af, zodat hij uit moest wijken naar Hayn en genoe- gen moest nemen met een beloning in de vorm van niet meer dan een aantal presentexemplaren. En vervolgens duurde het kenne- lijk nog negen jaar om de oplage van zevenhonderdvijftig exem- plaren – geen ongewoon aantal voor die tijd – verkocht te krijgen, want de eerstvolgende druk zou pas in 1862 postuum verschijnen.

Succes als schrijver is in de geschiedenis een heel relatief begrip.

In hoeverre kunnen de lezers van de Parerga und Paralipomena een goed beeld krijgen van Schopenhauers filosofie? In het al- gemeen gesproken hangt het natuurlijk van veel factoren af of men door middel van illustratieve voorbeelden tot de kern van iemands filosofie door kan dringen: de ingewikkeldheid van de desbetreffende filosofie, de hoeveelheid, kwaliteit en diversiteit van de gekozen voorbeelden, het analytische vermogen van de le- zer, enzovoorts. Laten we Ludwig Wittgenstein als voorbeeld ne- men van een filosoof die, als bewust anti-theoreticus, in zijn latere periode heeft geprobeerd zijn gedachtegoed over te brengen met behulp van louter voorbeelden. Hoewel diens boodschap opmer- kelijk eenvoudig blijkt te zijn voor wie haar eenmaal begrijpt, en ondanks het feit dat hij enorm heeft geïnvesteerd in de formule- ring en samenstelling van zijn voorbeeldenverzameling, hebben vele van de knapste koppen zich er decennialang op stukgebeten.

Tegen deze achtergrond is het buitengewoon twijfelachtig of de gemiddelde lezer in staat zal zijn om uit de inhoud van de Parerga und Paralipomena de alomvattende filosofie van Schopenhauer in al haar onderdelen en samenhang te reconstrueren. De auteur be- seft dat zelf trouwens maar al te goed, zoals blijkt uit wat hij in het voorwoord van dat werk schrijft:

“Ik heb hier weliswaar in de eerste plaats lezers op het oog die mijn samenhangende en moeilijker te begrijpen werken [lees: die Welt als Wille und Vorstellung] kennen (...) maar in het algemeen zal de inhoud van deze banden, op enkele uitzonderingen na, ook begrijpelijk en genietbaar zijn voor hen die daar niet mee bekend zijn. De met mijn filosofie

vertrouwde zal echter altijd nog enigszins in het voordeel zijn;

omdat deze [filosofie] steeds op alles wat ik denk en schrijf, al is het maar uit de verte, haar licht terugwerpt; zoals ze trouwens ook omgekeerd zelf uit alles wat zich in mijn hoofd afspeelt altijd nog enige belichting ontvangt.”

(Schopenhauer, 1851, Voorwoord; mijn vertaling, MvB)

De goede verstaander zal in dit citaat de vroegere handelsman hebben herkend. Schopenhauer probeert zijn boek aan een zo groot mogelijk publiek te slijten: de kenners van zijn filosofie zul- len die erin geïllustreerd zien en de anderen hebben ook iets be- grijpelijks en genietbaars om te lezen. Hij heeft met het werk niet alleen de bedoeling om zijn filosofie te verduidelijken, maar ook om mensen voor zijn hoofdwerk te interesseren. De Parerga und Paralipomena kan dus het best gezien worden als een qua omvang uit de hand gelopen reclamefolder. Wie zich de filosofie van Scho- penhauer serieus eigen wil maken, zal de eerste band van zijn Die Welt als Wille und Vorstellung moeten bestuderen.

In de eerste band van zijn hoofdwerk ontwikkelt Schopenhauer een wereldbeschouwing waarin in onderlinge samenhang ach- tereenvolgens zijn kennisleer, metafysica, esthetiek en ethiek worden behandeld. Elk van deze traditionele filosofische thema’s krijgt een eigen ‘boek’ [lees: deel] toebedeeld. Samen omspan- nen ze het totale veld van de theoretische en praktische filosofie.

Schopenhauer waarborgt de innerlijke samenhang doordat hij in elk nieuw boek voortbouwt op inzichten uit het voorgaande en er tegelijkertijd een nieuw perspectief op ontwikkelt. Elk boek fungeert zo als het ware als een context voor het volgende. Als context voor het eerste boek gebruikt Schopenhauer de uit 1781 stammende Critik der reinen Vernunft van Immanuel Kant. Na deze beroemde filosoof eerst uitgebreid te hebben geprezen, be- kritiseert hij hem vervolgens merkwaardig genoeg nog veel uitge- breider in een omvangrijke bijlage [5]. Het lijkt er sterk op dat hij leunt op de autoriteit van Kant, maar dan zonder zich inhoude- lijk al te zeer door deze te willen laten beperken. Hier stuiten we op een minder fraai kenmerk – althans volgens mij – van Scho- penhauers aanpak: hij bedient zich door zijn hele oeuvre heen veelvuldig van ‘name dropping’. Hij is enorm belezen en strooit voortdurend selectief met citaten [6] ter ondersteuning van zijn eigen opvattingen, zodoende bij de lezer ten onrechte de sugges- tie wekkend dat alle grote denkers uit het verleden aan zijn kant stonden. Waar de meeste filosofen hun wereldbeeld proberen te

verkopen met argumenten, maakt hij dus gebruik van een slim- me marketingtruc [7].

Het oeuvre van Schopenhauer tegen de achtergrond van zijn le- vensloop overziend, denk ik dat geconcludeerd kan worden dat we hier te maken hebben met het werk van zowel een origineel filosoof, een gekwetst mens, een hardnekkige doorzetter, een ge- talenteerd schrijver, als een handige marketeer. Arthur Schopen- hauer heeft geen moeite gedaan om ook maar één van deze as- pecten van zijn complexe persoonlijkheid voor de buitenwereld verborgen te houden. Relatief laat in het vak verzeild geraakt, heeft hij na slechts een paar vingeroefeningen op toch nog betrek- kelijk jonge leeftijd een absoluut filosofisch meesterwerk geschre- ven. Alles wat hij daarna heeft ondernomen, staat in het teken van het zoeken naar erkenning voor deze prestatie. Toen hij die niet kreeg in de academische wereld, heeft hij zich met nadruk van de universiteitsfilosofie afgekeerd. Maar hij geloofde zo sterk in de kracht van zijn werkelijkheidsopvatting dat hij koppig doorging met zijn pogingen om die wereldkundig te maken. Zijn handels- geest heeft hem een aanpak ingefluisterd die tegenwoordig in de marketingwereld bekend staat als een pull-strategie. Gebruik- makend van zijn grote schrijverstalent heeft hij zijn pijlen gericht op het algemene publiek, in de hoop dat hij bij literair succes ook als filosoof niet langer genegeerd zou kunnen worden.