• Nenhum resultado encontrado

Hoofdstuk 4. Klimaatadaptatie van het landschap

4.2. Klimaatproblematiek

Op de hoge zandgronden is met name het functioneren van het regionale watersysteem in het geding. Dit systeem zal bij klimaatverandering zowel te maken krijgt met extremere droogteperiodes als met extreme neerslagperiodes.312 De effecten hiervan verschillen per locatie.

De hogere gebieden zijn voornamelijk kwetsbaar voor droogte. De kwetsbaarheid komt mede voort uit het gegeven dat grote delen van de zandgronden niet aangesloten zijn op het hoofdwatersysteem, waardoor het aanvoeren van water in langdurige droge periodes geen optie is.313 Deze gebieden zijn dan ook volledig afhankelijk van regen- en grondwater. Hoewel de droogte in de toekomst waarschijnlijk extremere vormen gaat aannemen, speelt verdroging ook nu al een rol. Doordat in het verleden veel maatregelen zijn getroffen om gebieden te ontwateren - zie paragraaf 3.2 en 3.3 - is de grondwatervoorraad in de de zomer minder groot dan in het verleden. Natte heidegebieden zijn ontgonnen en in landbouwkundig gebruik genomen, percelen zijn vaak diep ontwaterd en veel beken zijn genormaliseerd. De natuurlijke sponswerking van het systeem – en dus het vermogen om de gevolgen van de toenemende weersextremen op te vangen – is daardoor verminderd.314 Dat leidt ook nu al tot daling van de grondwaterstand, droogteschade in de landbouw en verdroging van de natuur.315 Met betrekking tot de land- en tuinbouw kan de gewasschade in de toekomst in een extreem droog jaar in 2050 oplopen naar 540 miljoen euro, vergeleken met een geschatte 400 miljoen euro in 2014.316 Verder zullen niet alleen de hogere gebieden, maar ook de beken bij dalende grondwaterstanden te maken krijgen met droogvallen.317 Zo kan de afvoer van beken in de minder gunstige klimaatscenario’s ’s zomers afnemen met twintig tot vijftig procent.318 Waar nu alleen bovenlopen geregeld droogvallen, zal dat wellicht ook in 2050 bij sommige middenlopen

312 Bleumink 2014, p. 23.

313 Met het hoofdwatersysteem wordt het systeem van de Maas, de Rijn, de Ijssel en het Ijsselmeer bedoeld; Sandt & Goossen 2011, p. 89.

314 Bleumink 2014, p. 30.

315 Tot wel 50 procent minder gras geoogst dit jaar. ‘Nieuwe Oogst’, Zwolle. 08-09-2022; Deltares 2022, Zeer lage grondwaterstanden natuurgebieden door de droogte.

316 Bleumink 2014, p. 36.

317 Klijn et al. 2011, pp. 93, 174.

318 Besse-Lotoskaya et al. 2007, p. 41; Bleumink 2014, p. 31.

119 kunnen gebeuren (Figuur 4.1). Die droogval heeft grote gevolgen voor de beeknatuur, welke vraagt om stromend water.

Figuur 4.1. De drooggevallen Baakse Beek, naar Bleumink 2014, Afbeelding 10.

De lagere delen van de hoge zandgronden, zoals de beekdalen, zijn ondanks de droge periodes in de zomer gevoelig voor wateroverlast. In alle klimaatscenario’s wordt het namelijk ’s winters (en in het voor- en najaar) natter.319 Doordat de beken recht zijn getrokken, wordt het water uit de omgeving via de beekdalen zeer snel afgevoerd richting de benedenloop, waar zich veelal stedelijke centra – in het geval van de Berkel, de stad Zutphen – bevinden. Bij een grotere kans op langdurige piekbuien zal dit daar tot grote wateroverlast kunnen leiden. Daarbij komt dat als extreem natte periodes in hoog Nederland samen vallen met hoge rivierafvoeren, het water uit de regio niet geloosd kan worden op het hoofdwatersysteem, omdat dat tot grote veiligheidsrisico’s in laag Nederland kan leiden. Verder kan zeespiegelstijging het water in de grote rivieren verder opstuwen, wat weer doorwerkt op het waterpeil van de bovenstroomse beken, met regionale wateroverlast als resultaat.320 Dat kan voor de landbouwsector tot

319 KNMI, 2021.

320 Harbers & Heijnen 2022, p. 7.

120 gewasschade leiden.321 Hoe erg de schade is, is afhankelijk van het type gewas en het moment in de groeicyclus waarop de wateroverlast plaatsvindt.322 Met betrekking tot de natuur kunnen extreme weersomstandigheden, zoals langdurige piekbuien, leiden tot fluctuaties in populatiegrootte. Dit kan vervolgens leiden tot grotere of kleinere populaties. Vervolgens hebben de kleinere populaties een grotere kans om uit te sterven.323

De effecten van klimaatverandering op regionaal niveau zijn te inventariseren met behulp van de Klimaateffectatlas van het KNMI. Uit de statistieken die relevant zijn voor het voorspellen van droogte in de toekomst blijkt dat het mediane neerslagtekort in de zomer in het Berkelland in de minder gunstige scenario’s in de aanloop naar 2085 van 156mm naar 236mm met circa vijftig procent toeneemt (Figuur 4.2).324 Dit zal een drastisch effect hebben op de grondwaterstanden in het gebied.

Figuur 4.2. De grafieken tonen de gemiddelde hoeveelheid neerslag in de zomer in het huidige klimaat (1981-2010) en voor het klimaat rond 2050 en 2085 (waarden voor de twee laagste en de twee hoogste KNMI’14 klimaatscenario’s). Door klimaatverandering neemt de kans op een droge zomer in twee van de vier klimaatscenario’s toe, naar Klimaateffectatlas 2023, het wordt droger (Hupsel).

321 Rijn en IJssel 2017, p. 4.

322 Bleumink 2014, p. 25.

323 Sandt & Goossen 2011, p. 88.

324 Deze gegevens hebben betrekking op het weerstation te Hupsel, zo’n twee kilometer ten zuidwesten van Eibergen.

121 De gebieden die voornamelijk kwetsbaar zijn voor droogte zijn de relatief hoge (infiltratie)gebieden aan de flanken van het onderzoeksgebied (Figuur 4.3). Het betreft voornamelijk podzolgronden (zie paragraaf 2.4). De infiltratiegebieden zijn kwetsbaarder voor droogte dan kwelgebieden – beekeerdgronden, poldervaaggronden en woudeerdgronden - omdat de grondwaterstand in infiltratiegebieden afhankelijk is van de hoeveelheid neerslag die de bodem kan opnemen. Wanneer er sprake is van een neerslagtekort – wat waarschijnlijk vaker voor gaat komen – zal de bodem minder water vasthouden en zal de grondwaterstand sneller dalen. In kwelgebieden daarentegen wordt het grondwater aangevuld vanuit hoger gelegen gebieden, waardoor er minder kans is op grote grondwaterstandsdaling door een neerslagtekort.

Goed om te realiseren is dat ook de dekzandruggen – met veelal enkeerdgronden - in het beekdal een grotere infiltratiecapaciteit zullen hebben dan de lagere gebieden daaromheen. Dat is op deze figuur echter niet goed te zien, wat komt door het feit dat de resolutie van de data vrij grof is, namelijk 250 meter. Als een deel van zowel een waterstroom als een deel van een dekzandrug in hetzelfde ‘resolutieblokje’ van 250 meter voorkomt, wordt het beeld vertekend.

Figuur 4.3. Kwel- en infiltratie (wegzijging) in het onderzoeksgebied. De data is gebaseerd op de Klimaateffectatlas, 2023.

122 Binnen het onderzoeksgebied is het risico op wateroverlast relatief klein (Figuur 4.4). De figuur toont de overstromingsdieptes bij een overstroming die zich eens per duizend jaar voordoet. Zelfs bij zo’n relatief zeldzame overstroming is het gebied dat ten oosten van Eibergen blank komt te staan momenteel al is ingericht als reductiereservoir, waar bij dergelijke overstromingen ruimte zou zijn voor overtollig water (zie ook Figuur 3.19).325 Het gebied dat ten zuidoosten van Rekken zou overstromen is is eveneens meegenomen in gemeentelijke planvorming en is bestemd voor water(berging).326

Figuur 4.3. Overstromingsdieptes in het onderzoeksgebied in het geval van een overstroming met een kans om zich eens per duizend jaar voor te doen. De data is gebaseerd op de Klimaateffectatlas, 2023.

Hoewel een dergelijke overstroming voor de directe regio tussen Eibergen en Rekken waarschijnlijk dus geen verstrekkende gevolgen zou hebben, ligt dat anders voor het benedenstroomse gebied (Figuur 4.5). Zo zou in een extreem natte periode met hoge rivierafvoeren het gebied vanaf de IJssel tot aan Almen sterke wateroverlast ondervinden, met in het stedelijk gebied van Zutphen waterdieptes tot wel vijf meter. Dit scenario betreft de waterdieptes bij een overstroming met een kans om zich eens per duizend jaar voor te doen.

325 Gemeente Berkelland 2020, p. 201.

326 Gemeente Berkelland 2020, p. 168.

123 Nemen we een scenario waarin zich een overstroming met een kans om zich eens per honderd jaar voor te doen, dan is de wateroverlast weliswaar aanzienlijk minder. Toch zou dan nog altijd een deel van het stedelijk gebied van Zutphen tot een meter onder water staan. Datzelfde geldt voor het gehele dorp Eefde. Gezien de Berkel via Zutphen in de IJssel uitmondt, zal de snelle waterafvoer van de Berkel – waar deze na kanalisatie sterk op is ingericht – in beide scenario’s een aanzienlijke bijdrage leveren aan de benedenstroomse wateroverlast.

Figuur 4.3. Overstromingsdieptes rondom Zutphen in het geval van een overstroming met een kans om zich eens per duizend jaar (links) en eens per honderd jaar (rechts) voor te doen. De data is gebaseerd op

de Klimaateffectatlas, 2023.

124