• Nenhum resultado encontrado

In de ban van de noodzakelijkheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2023

Share "In de ban van de noodzakelijkheid"

Copied!
372
0
0

Texto

Bittner noemt bijvoorbeeld in zijn kritiek drie bezwaren tegen Kants definitie van de wil als 'het vermogen om te verlangen'. De oorzaken van zintuiglijke verlangens zijn prikkels (zintuiglijke prikkels), motieven van hogere verlangens (motieven).

I DE VOORKRITISCHE PERIODE

Inleiding

  • Het intellect als basis van de ethiek

Volgens Wolff staat morele perfectie, zoals gezegd, in dienst van het geluk als de natuurlijke bestemming van de mens: "Finisethicale est felicitas hominis.". De volmaaktheid van de ziel bestaat uit de deugden van de geest (virtutes intellectuales) en wil (virtutes morales).

De collegeverslagen en de Reflexionen

  • De morele principes
  • A-prioristisch inzicht
  • Morele ervaring als ervaring van regels
  • Het morele gevoel als menselijke eigenschap
    • Morele gewoontevorming
    • Bezwaren tegen afschuw als moreel gevoel
  • Latere ontwikkeling

Kant abstraheert van het (voornamelijk conditionele) empirisme en bereikt zo de zuivere kern van de moraal. De vrolijkheid van het kind is ook een instrument van de morele wet; dat kunnen alleen zij die gelukkig zijn.

De rol van de godsdienst

  • De wederzijdse betrokkenheid van moraal en religie
  • De waardigheid om gelukkig te zijn
  • Het summum bonum

Zonder een rechtvaardige God is moraliteit slechts een idee.186 Daarom hecht religie belang aan moraliteit en moet het de drijvende kracht achter moraliteit zijn.187 De mens kan niet zonder de hoop op geluk. Dan is er de eerder genoemde gedachtegang uit de antropologie dat het nabootsen (eigenlijk heilig) van de deugd kan doorgaan voor ware moraliteit.

Conclusies

Vanuit een modern psychologisch standpunt weerspiegelt de afschuw van onwettigheid een zekere angst om de rede te verliezen, om overgeleverd te zijn aan onbepaaldheid. Die Moralitaet ist die Uebereinstimmung der Handlung mit einem allgemeine gültigen Gesetz der freyen Willkür' (Lezing 64-65, cf. de structureel identieke GMS ziet GMS ook duidelijk (‗...sichtlich sowohl sprachlich als auch dem Gehalt der Aussage nach...') verre van de morele wetformule in de Grundlegung (W. Stark, a.w. 64n).

Vrijheid als noumenale eigenschap

In Die Metaphysik der Sitten definieert hij het vermogen om te verlangen als het vermogen om vrij te handelen en als het vermogen om de oorzaak te zijn van de objecten van deze representaties door middel van hun representaties (VI of het al dan niet verband houdt met het feitelijke executieve vermogen om deze te verwerven). objecten 8 Dit vermogen, wanneer het volledig vrij is van het empirische, is gelijk aan de wil met de praktische rede (MS VI. Verlangen (streven) is zelfbeschikking 9 die wordt veroorzaakt door verlangen (VI behalve in het geval van de morele wet). de verbinding die de geest tot stand brengt tussen verlangen en het vermogen om te verlangen (VI 212, 26).

Der Standpunkt gilt nicht für die Vergangenheit: „Wunsch ist ein Wunsch ohne Notwendigkeit einer wirksamen Ursache; Daher kann reine Diskretion zum Wohle der Sache notwendig und dennoch frei von Neigungen sein.“ (Refl 3864 XVII 317, 7-9; aus.

Transcendentale en praktische vrijheid

De transcendentale vrijheid als principe, als het vermogen van de rede om onafhankelijk van natuurwetten zijn eigen orde te scheppen, is de basis van de praktische vrijheid die we uit ervaring kennen, namelijk de ervaring dat we niet gebonden zijn aan onze dierlijke instincten. Omdat we ons alleen bezighouden met dit, dat wil zeggen met het praktische gebruik van de rede, wat we uit ervaring weten. We hebben God niet nodig om de bindende aard van morele wetten te zien, maar deze wetten hebben geen eigen uitvoerende macht zonder God.

De transcendentale vrijheid later, in de Kritiek op de Praktische Vernunft, is niet langer een theoretische afgeleide van de praktijk of een voorwaarde voor de praktijk, maar manifesteert zich imperiaal als de autonomie van de rede. Volgens deze visie zijn er dus twee soorten causaliteit: die van vrijheid en die van natuurwetten (A 532). Dit is dus een voorbeeld van de algemene ervaring waarnaar hij verwijst in de zojuist aangehaalde Reflexion 4338.

De rede bepaalt de wil

  • De causaliteit van de rede in de Kritik der reinen Vernunft
  • De causaliteit van de zuivere rede in de Grundlegung
    • Het verschil met de vrijheidsopvatting in de collegeverslagen
    • Opmerkingen over plicht en achting
  • De causaliteit van de zuivere rede in de Kritik der praktischen Vernunft
    • Het verschil en de overeenkomst met de Grundlegung
    • Overeenkomst met de Kritik der reinen Vernunft
    • Het verschil met de collegeverslagen
    • Zedenwet en bewustzijn van vrijheid
    • De visie van Karl Ameriks
    • Opmerkingen naar aanleiding van Kants discussie met Chr. Garve

Zowel in de Grundlegung als in de Kritik der reinen Vernunft is het besef van de eisen van de moraal het uitgangspunt. Moreel besef speelt geen rol, alles draait om ons begrip van de aard van de rede. In de Kritiek op de Praktische Vernunft volgt hij het tegenovergestelde pad en gaat hij over van de staat (van vrijheid) naar de realiteit van plicht.

In de Kritiek op de praktische rede gaat Kant met absolute nadruk uit van de ervaring van de eis van de rede. Het verschil met de Grundlegung ligt vooral in de opvatting van de mogelijkheid van de afleiding van de morele wet. In de Kritik der Practicalen Vernunft baseert Kant de werkelijkheid op de uitoefening van macht via de morele wet, de.

Ook volgens de Kritik der Practicalen Vernunft kan, zoals gezegd, de zuiverheid van de morele wet door voorbeelden worden aangetoond (V 30; V 155-156). Dat voorbeelden het bestaan ​​van de morele wet als een objectieve realiteit kunnen aantonen, lijkt het geval te zijn in Kritik der Urteilskraft.

H.E. Allisons visie op de causaliteit van de rede

  • Het causale moment

Uit Allisons analyse blijkt dat de regel de macht van de drijfveer absorbeert en daarmee causale macht heeft. Het lijkt echter weinig zinvol het opnemen van de drijfveer in de maxime als het echte causale moment aan te wijzen. De drijfveer participeert, zo zou men het zich kunnen denken, aan de bindende kracht (de gebiedende macht) van de regel waarin de macht van de drijfveer is verwerkt.

Naast de kracht van het motief (respect voor de morele wet of eigenbelang) is er dus de kracht van de noumenale natuur (reden) als een willende (d.w.z. dwingende, prescriptieve) factor die altijd via een regel werkt. Het echte oorzakelijke moment doet zich voor in de aanvaarding van de regel (stelregel) door het keuzevermogen ('Willkür'). Uiteindelijk lijkt het echter onmogelijk om precies uit te leggen wat er is gebeurd.187 3.2 Het probleem van de fenomenale keuze voor het kwaad.

Samenvatting en conclusies

Kant zou dit uitgangspunt nooit kunnen verlaten, het zou het einde betekenen van de morele wet en daarmee van zijn ethiek. Het belangrijkste verschil tussen de Grundlegung en de Critique der Practicalen Vernunft is dat het laatste werk zich primair richt op de eerste formulering van de morele wet in zijn categorische karakter. Dit categorische karakter van de morele wet, haar absolute dwingende kracht, ligt in de Grundlegung in het feit dat rationele wezens zichzelf niet anders kunnen zien dan een doel op zich (GMS 428).

In de Kritiek van de Praktische Vernunft is die kracht, die hier de werkelijkheid van onze vrijheid vestigt, a priori aanwezig in het 'Factum', de machtige openbaring van de morele wet in haar eerste formulering door ons hoogste vermogen van verlangen, of ons noumenaal. natuur. . De aard van de mens als rationeel wezen, dat regels vereist, is echter de primaire en interne bron. Vanaf de Grundlegung, maar ook, minder expliciet, al in Kritik der reinenVernunft, gaat het (slechts) om de (niet-empirische) ervaring van de autonomie van de rede in de vorm van morele wet.

III DE AARD VAN DE MAXIMES EN DE WERKING VAN DE ZEDENWET

Maximes

  • De aard van de maximes
    • Maximes en karakter
    • Maximes als rationele verwerking van gevoelens
  • De objectiverende aard van maximes
    • De evaluerende aard van de maximes
    • De interpretatie van O. Höffe
  • Het zich bewust zijn van maximes
  • De onbegrijpelijkheid van maximes als rationeel proces
    • Maximes als beheersing van het onbewuste
  • Rechtmatigheid a priori
  • Praktische problemen

In dit collegerapport beweegt het personage zich in de richting van drager van de morele wet. 'Das karakteristieke des freien Willens abermacht den eigenlichen Character des Menschen aus.' (XXV 2, 1385). Immers, gezien de realiteit van de morele wet is het duidelijk dat de mens als rationeel wezen niets anders kan dan de algemene wil. Het morele doel van het leven is zich te houden aan de algemeenheid van de regel.

In de morele wet doen de gevoelens van anderen er niet toe - dit is zeer subjectief - maar alleen de algemeenheid van de regel van mijn handelen. De notie '(nur) allgemeiner Grundriß' doet onvoldoende recht aan het directe causale karakter van de stelregel. Het gezichtsveld van de stelregel is volledig beperkt tot de algemene richting van iemands handelen, ongeacht het empirische kader waarin de situatie zich bevindt.

Aspecten van de zedenwet

  • De macht van de zedenwet
  • Autoriteit en rationaliteit
  • De hang naar het kwaad
  • De voortreffelijkheid van de zedenwet

Het besef van de waardigheid van de morele wet betekent dat men langzamerhand andere motieven overwint. Het bewustzijn van de morele wet gaat gepaard met de ervaring van haar kracht, die achting wekt. Centraal staat de kracht van "Feit", die wordt gezien als superieur aan de kracht van neiging.

Die beleving van respect (als gevolg van de kracht van het 'Feit') neem ik dan mee in mijn stelregel. De achting is echter het gevolg van de inperking van de neigingen door de morele wet (vgl. V 72-73). Er lijkt eerder een opbeurende notie van de kracht van de wet te zijn dan een daadwerkelijke kracht van de morele wet.

Willen en regels in de Grundlegung en de Kritik der praktischen Vernunft

De rede alleen bepaalt echter niet voldoende de wil, maar de wil is onderworpen aan de macht van andere subjectieve motieven. De onvolmaaktheid van de aard van de wil is blijkbaar te groot om noodzakelijkerwijs de rede te volgen.125 De rede heeft niet de volledige, automatische macht over verlangens.126 De behoeften van de mens zijn de oorzaak van zijn neigingen. Neiging is de afhankelijkheid van het begeertevermogen ('Begehrungsvermögen') van de gevoelens.127 Kant noemt de afhankelijkheid van de wil van de voorschriften van de rede.

Kant onderscheidt praktisch belang (afhankelijkheid van de wil van de principes van de rede op zich, interesse in de handeling zelf, in de plicht) van pathologisch belang, afhankelijkheid van de principes (voorschriften) van de rede in dienst van het voorzien in behoeften, dat wil zeggen, belang bij het voorwerp van de handeling. De rede, ongeacht ons belang en de behoefte om door iets in actie te worden gebracht, gaat autonoom zijn gang. Essentieel voor schoonheid is dus wat behoort tot en moet "conveniens vel decens" Edgar de Bruyne, Geschiedenis van de esthetiek.

IV HET GEVOEL VAN ACHTING

Het gevoelsleven volgens Kant

  • De goede wil
  • Het gevoel van achting
  • Het emotionele leven van de mens als redelijk wezen
  • Leven zonder gevoel van natuurlijke verbondenheid
  • Kants synthese van natuurlijke verbondenheid en plicht
    • Bijkomende aspecten
    • Het belang van het onpersoonlijke

Ook dit respect (of: dit aspect van respect) hoort bij een subjectief instinct. Iemand die onverschillig blijft bij het zien van andermans onherstelbare tegenspoed (volgens het model van stoïcijnse apathie), maar die volledig toegewijd is aan situaties waarin hij kan helpen, handelt moreel en heeft een goed hart omdat het tot actie leidt (Vorlesung 290-291 ). Er is geen belang meer bij het concrete lot van de ander (AVG 441), aangezien alleen de legitieme vorm van goede wil (waarin doorgaans de bevordering van het welzijn van allen is begrepen) doorslaggevend is, niet het toevallige doel ervan (AVG) . 394).

In de morele wereld, zegt hij, is er naar analogie met de fysieke wereld naast afstoting (een gevoel van respect dat afstand schept) wederzijdse aantrekkingskracht (MS 449). Het noodzakelijkheidsbeginsel en het verplichte doel van het materiële geluk van de mensheid gaan nu samen: de plicht breidt zich uit (vgl. MS. Zelfs de plicht om te helpen bij MS berust niet op de waardigheid van de menselijke natuur, zoals ik denk (a.v.

Het is waar dat alleen de loutere weergave van de morele wet zelf het motief is: ‗...Selbstzwang (durch die Vorstellung des Gesetzes allein). 102 Het bekende (zie noot 30) verschil tussen een objectief (het bewustzijn van het gebod) en een subjectief (het gevoel van plezier of ongenoegen bij de gedachte de wet wel of niet te volgen) bewustzijn van de morele wet .

Referências

Documentos relacionados

10 Lijst van tabellen Tabel 1 COVID-19-vooruitzichten: hypothese van daling van de migratiestromen % op basis van het type migratiebeweging en de nationaliteit van de individuen in