• Nenhum resultado encontrado

De objectiverende aard van maximes

No documento In de ban van noodzakelijkheid (páginas 128-132)

III DE AARD VAN DE MAXIMES EN DE WERKING VAN DE ZEDENWET

1. Maximes

1.2 De objectiverende aard van maximes

Maximes zijn gevoelsbeheersend en daarmee objectiverend.34 Wat Kant doet, is de abstracte en geobjectiveerde vorm van ons handelen tot de causale factor van dat handelen maken. De rede bepaalt immers ons handelen en is in staat om als heerser over onze gevoelens te oordelen en te beslissen. Dat is onze vrijheid en grond van onze verantwoordelijkheid.35 De gevoelens worden daarom door de rede volkomen geobjectiveerd (als voorstelling in de maxime opgenomen) en in die vorm door haar gehanteerd.

Van de mogelijkheid om gedeeltelijk afstand te nemen van z’n gevoelens, zoals iedereen dat in het alledaagse leven ervaart, maakt Kant, zoals uit bovengenoemde voorbeelden blijkt, een volledige objectivering van het gevoelsleven. Daardoor wekken de maximes een vervreemdende indruk. Ze lijken door die afstandelijke weergave van gevoelens meer beschrijvend, dan motiverend (in beweging zettend) of regulerend te zijn. Niet het persoonlijke, in de trant van: ‘omdat ik het leuk vind, ga ik altijd...’ (dit behoort tot het temperament), maar het afstandelijke: ‘uit gevoelens van zelfbehagen ga ik....’ Alle niet- morele maximes beginnen in feite met: ‘uit eigenliefde maak ik het mijzelf tot regel..’, alle morele met ‘uit achting voor de zedenwet…’ Alleen zo afstandelijk geformuleerd kan immers de wilsvrijheid gehandhaafd worden en het algemeen maken worden toegepast, maar die afstandelijkheid stemt niet overeen met onze zelfbeleving. Vanuit die zelfbeleving is het moeilijk, zo niet onmogelijk, een maxime met z’n algemeen (d.w.z.

niet aan de situatie gebonden) karakter, als causale, in beweging zettende, factor te herkennen.36 Het is echter aannemelijk dat Kant ervan uitgaat, dat in de praktische routine van alledag, het besef volgens een regel te handelen op de achtergrond blijft.

1.2.1 De evaluerende aard van de maximes.

Het is goed om duidelijk voor ogen hebben dat maximes, omdat ze afstandelijk rationeel zijn, fundamenteel verschillen van gedragsregels in de gebruikelijke zin van het woord.

Deze laatste behoren eerder tot wat Kant het ‘temperament’ noemt.

Maximes, zoals geformuleerd in de Grundlegung, zijn gedacht vanuit het gezichtspunt van de rede, die daarbij in dienst staat van onze privébelangen37; vanuit dat vlak (van de rede) kan de zedenwet op die belangen worden betrokken.38 Uit de maximes blijkt dat de mens als redelijk wezen, die in onderscheid met dieren alles vanuit eigen regels doet (VII 197, 25-30), niet zozeer emotionele beleving (temperament) heeft, als wel die beleving

34 ‘Die Macht der Regeln über den Triebfedern der Sinnlichkeit, ist eine Macht des Verstandes.’ (XXV 2, 823) ‘Der Character eines ieden Menschen beruht auf der Herrschaft der Maximen.’ (XXV 2, 1385)

35 Zie bijv. MS 621 ‘..daß du durch deine Vernunft deine Neigungen ... überwältigen kannst, das ist die Freiheit deines Willens.’

36 Een maxime als ‘in geldnood wil ik aan leningen komen door valse beloften van terugbetalen’ (GMS 422) is weliswaar met een bepaalde situatie (geldnood) verbonden, maar de bewegende kracht ervan zit in de tijdloze handelingsstrategie, niet in de nood van het moment.

37 ‘Maxime ist das subjective Prinzip zu handeln und muß vom objectiven Prinzip, nämlich dem praktischen Gesetze, unterschieden werden. Jene enthält die praktische Regel, die die Vernunft den Bedingungen des Subjects gemäß (öfters der Unwissenheit oder auch den Neigungen desselben) bestimmt, und ist also der Grundsatz, nach welchem das Subject handelt.’ (IV 420-421n)

38‘...nur nehmen wir uns die Freiheit, für uns oder (auch nur für diesesmal) zum Vorteil unserer Neigung davon eine Ausnahme zu machen. Folglich wenn wir alles aus einem und demselben Gesichtspunkte, nämlich der Vernunft, erwögen, so würden wir einen Widerspruch in unserem eigenen Willen antreffen,..’

(GMS 424)

evalueert. Hij leeft niet in zijn gevoelens, maar afstand nemend, naast zijn gevoelens, hoewel hij er onlosmakelijk mee verbonden is. De maximes behoren tot het domein van de rede, waarin de gevoelens alleen in geobjectiveerde vorm, getransformeerd tot redenen, worden opgenomen. De maxime van de noodleugen heeft dan niet de vorm van het overwogen: ‘Het belang van een mensenleven (het recht op leven) weegt voor mij zwaarder dan het belang van de waarheid spreken’, maar van het grillig aandoende: ‘Als het naar mijn mening (naar mijn eigen inzicht) nodig is, lieg ik tegen wie dan ook’. Het eerste is namelijk een overweging op grond van gevoelens. Het onderliggend rationeel handelingsprincipe, dat aan die gevoelsoverweging ten grondslag ligt, is: ‘uit menslievendheid lieg ik als ik dat nodig acht.’ (Kant gaat ervan uit dat die genoemde gevoelsoverweging op menslievendheid berust, VIII 423vv.) Menslievendheid is een subjectief gevoel dat, althans volgen de Grundlegung, niet bij iedereen aanwezig is en bovendien van omstandigheden afhangt (IV 398, 20-34). Ik lieg dus om een subjectieve, objectief (dat wil zeggen, vanuit de rede) gezien, willekeurige reden.39

Het ‘karakter’, de rationaliteit van een handeling, wordt gevormd door de regel die er aan ten grondslag ligt. Anders is er alleen grilligheid, irrationele willekeur. Niet het handelen vanuit de situatie, maar vanuit de regel waarin die situatie wordt ondergebracht, is daarom kenmerkend voor een redelijk wezen: handelen volgens de zedenwet, is handelen vanuit het ‘algemene regel zijn als zodanig’; handelen op grond van empirische motieven is handelen vanuit het ‘algemeen regel zijn ten dienste van het gewilde doel’. Die laatste regel is, hoewel persoonlijk, voor die persoon een algemene regel die hem als hypothetische imperatief gebiedt hoe hij moet handelen (GMS 414). Vanuit die algemeenheid handelt hij. Gezien realiteit van de zedenwet is het immers duidelijk dat de mens als redelijk wezen niet anders kan dan het algemene willen. (De zedenwet maakt die algemeenheid dan bovenpersoonlijk, met andere woorden tot een wet.) Een redelijk wezen handelt in essentie vanuit regels. Dat onderscheidt hem, naar traditioneel inzicht, van een dier.40 Alleen daardoor kan hij onder het gebod staan van de algemeenheid van de regel en alleen zo is de impact te verklaren die, in de ogen van Kant, de zedenwet heeft. Een regel die niet algemeen toepasbaar is, deugt voor een redelijk wezen niet qua

‘regel zijn’ en schiet als regel in volmaaktheid ofwel noodzakelijkheid, tekort. Doel van het leven is, zich aan de algemeenheid van de regel te houden.

Maximes zijn dus gedragsregels die, hoewel persoonlijk, abstraheren van alle omstandigheden en persoonlijke, op emoties berustende drijfveren (ze reduceren deze laatste tot ‘eigenliefde’). Ze beperken zich tot de puur rationele vorm van het gedrag waarin de drijfveer (eigenliefde of eerbied voor de zedenwet) als reden is opgenomen.

Dat kan ook niet anders, omdat, zoals eerder gezegd, naar Kants mening, de wil buiten het gevoelsterrein valt, en geheel tot het verstand behoort.41 (Dit laatste in navolging van

39 ‘..denn Gefühle zu haben, dazu kann es keine Verpflichtung durch andere geben.’ (MS VI 449) Recht op leven is bij Kant dan ook voorwaardelijk, het mag niet ten koste van onrecht gaan (VIII 300n).

40 Cf. Th. v. Aquino, Summa theologica Iª-IIae q. 1 a. 2 co. ‘Illa ergo quae rationem habent, seipsa movent ad finem… Illa vero quae ratione carent, tendunt in finem per naturalem inclinationem.’

41 ‘Weil aber die Verstandeswelt ..in Ansehung meines Willens (der ganz zur Verstandeswelt gehört) unmittelbar gesetzgebend ist..’ (GMS IV 453) Cf. Metaphysik L1 XXVIII, 255 ‘Die freie Willkühr, so fern sie nach Motiven des Verstandes handelt, ist die Freiheit, die in aller Absicht gut ist. Dieses ist die libertas absoluta, welches die moralische Freiheit ist.’ Zie ook noot 35 en hoofdstuk II noot 196.

Wolff en via hem van Aristoteles en de scholastiek.42) Willen als voorstelling van maximes is dus een puur verstandelijk gebeuren, op zich niet verbonden met wensen, verlangen, bereidheid hebben, enz., als emotionele ervaringen, waarmee het willen in gangbare zin verweven is. (Wensen en verlangens vallen onder eigenliefde die als motief, geobjectiveerd, in het willen wordt opgenomen.) Niet alleen zedenwet, maar ook de maximes zijn daarom volkomen rationeel en zakelijk en dragen het karakter van een door de rede voorgeschreven regel, zij het dat in die regel, in onderscheid met de zedenwet, een empirisch motief als reden is opgenomen. Een ander onderscheid is, dat dat de maximes weliswaar grondbeginselen zijn, maar geen imperatieven, omdat ze geen noodzakelijkheid weergeven.43 De maximes laten zien hoe rede met berekenende efficiency de zaken afhandelt.44

Kant had een scherp oog hiervoor. Dit vormt enerzijds de basis van zijn grote praktische mensenkennis, waar z’n tijdgenoten van getuigen, anderzijds vernauwt de sterke nadruk op rationele rechtlijnigheid zijn zijn blik, waardoor hij geen oog heeft voor andere menselijke beweegredenen, bijvoorbeeld wanneer hij stelt dat zelfmoord maatschappelijk bedreigend is. Hij meent namelijk, dat iemand die zo weinig angst heeft voor de dood, uit weloverwogen berekening ongestraft allerlei misdaden kan begaan, omdat hij, voordat de overheid kans krijgt hem te arresteren, een eind aan zijn leven maakt en zo zijn gerechte straf ontloopt (Vorlesung 220-221). (Helemaal ten onrechte is dat overigens niet, zoals blijkt uit het feit van zelfmoordaanslagen, al maken de daders daarvan geen eind aan hun leven om hun straf te ontlopen.) Kants visie is, via een passage bij von Pufendorf, gebaseerd op de interpretatie van een zin uit een toneelstuk van Seneca.45

Wat men gewoonlijk als abstractie van het handelen beschouwt, wijst voor Kant op een causale werkelijkheid, op grond waarvan we volstrekt objectiverend handelen. Alleen zo kunnen wij immers vrije wezens zijn, dat wil zeggen, wezens die absoluut vrij, los van de macht der gevoelens, hun maxime, met het daarin opgenomen gevoel, kiezen.

Er ligt daarom een wereld van verschil tussen de gulden regel en de zedenwet. Men kan de zedenwet niet de wijsgerige variant van de gulden regel noemen. De gulden regel is gebaseerd op het zich verplaatsen in gevoelens van de ander; ze drukt het besef uit dat de ander dezelfde gevoelens heeft als ik. Bij de zedenwet spelen andermans gevoelens geen rol - dat is te subjectief - maar uitsluitend de algemeenheid van de regel van mijn handelen. Het gaat niet om besef van gelijkheid van basisgevoelens, maar om de eerbied voor de algemeenheid van mijn handelingsregel. Alleen het besef dat die regel algemeen kan zijn schept voldoening. Alle met ethiek en geweten verbonden emoties cirkelen bij Kant, zoals de hele natuur, rond het ‘regel zijn’. 46 Vanuit toenmalige visie is dit goed

42 Cf. Grundsätze des Natur- und Völkerrechts, 12 § 18 Weil es unmöglich ist, daß wir etwas unbekanntes wollen, oder nicht wollen können; und also der Wille und das Nichtwollen von dem Verstande, oder der Erkentnißkraft abhängen...’ en a.w. 69 § 109 ‘Folglich, weil der Wille und das Nichtwollen von dem Verstande, die sinnliche Begierde.. von den Sinnen ... herrühren..’ Cf. Th. v. Aquino ST Iª-IIae q. 1 a. 2 arg. 3‘…voluntas in ratione est, ut dicitur in III de Anima.’, zie ook Iª-IIae q. 1 a. 2 co.

43 KpV V 20, 20 en 38. In het ethiekcollege noemt Kanrt de maxime ‘ein subjectives Gesetz, nach dem man wirklich handelt.’ In tegenstelling tot een objectieve wet, die zegt hoe men behoort te handelen (Vorlesung 66). Kant zegt hier feitelijk hetzelfde als in KpV 19, 9-12.

44 Zie ook Allison, a.w. 91 de rede kiest ‘..the best available means for the attainment of a chosen end.’

45 Zie voor deze achtergrond hoofdstuk VII van deze studie, noot 6 en 7 (blz. 301).

46 ‘Nun ist Natur im allgemeinsten Verstande die Existenz der Dingen unter Gesetzen.’ (KpV 51)

verklaarbaar: hier ligt immers de kern van het mens-zijn, dat ons onderscheidt van dieren.

Niet gevoelens, maar de regels waarin gevoelens zijn opgenomen, zijn het uitgangspunt.

Het gaat uitsluitend om de kwaliteit van de regel. De inhoud is niet van belang; wat mij ten diepste raakt, is dat de regel algemeen, dat wil zeggen volstrekt objectief, kan zijn.

1.2.2 De interpretatie van O. Höffe.

O. Höffe is van mening dat maximes alleen (‘nur’) de grote lijnen aangeven, waarbinnen dan elk concreet geval op productieve wijze beoordeeld wordt.47 Echter, niet die beoordeling, of de concrete situatie, maar de algemene maxime is de grond van het handelen, zoals blijkt uit een passage uit Die Religion.48 De concrete situatie vormt weliswaar de aanleiding tot het handelen (of: is datgene waaruit de drijfveer tot handelen actief ontspringt), maar deze drijfveer moet eerst in de maxime zijn opgenomen, en wordt daardoor minder specifiek. In geval van de noodleugen bijvoorbeeld, zit de bewegende kracht niet in de concrete noodsituatie - zoals een dier daar bij z’n instinctgebruik noodzakelijk van uitgaat - maar, hoe de precieze situatiebeoordeling er ook uitziet, in de algemene regel ‘ik lieg als mijn gevoel me dat ingeeft’. Bij zelfdoding gaat het om de maxime ‘uit eigenliefde bekort ik mijn leven als het te onaangenaam wordt’, als rechtstreekse beweegreden. Hoe dat proces ook verloopt, het beslissingsmoment ligt bij de maxime, die duidelijk meer betekent dan ‘nur allgemeiner Grundriß’. Maximes als ‘ik heb rijkdom als doel’, ‘ik neem wraak voor elke belediging’, ‘ik behandel mijn klanten eerlijk’49 kan men weliswaar als uitdrukkingen van een algemeen gedragskader beschouwen, maar maar ze bepalen ook direct als gedragsregel de concrete handeling;

alle causaliteit gebeurt immers via een regel, en de causaliteit van de wil via de voorstelling van een regel. De notie ‘(nur) allgemeiner Grundriß’ doet te weinig recht aan het direct causale karakter van de maxime.

Anderzijds erkent Höffe de fundamentele kracht van de maximes, wanneer hij stelt dat in de maximes iemands karakter (zijn essentie) tot uitdrukking komt omdat geabstraheerd wordt van empirische omstandigheden, waardoor we hem bijvoorbeeld als wraakzuchtig of egoïstisch kunnen typeren.50 Dat geeft toch de fundamentele drijfveren van die persoon weer, en is niet slechts een algemeen kader, maar krachtbron.

47 ‘Die Maximen geben nur den allgemeinen Grundriß an; zur konkreten Handlungen ist darüber hinaus eine ‘Kontextualisierung’, sind produktive Interpretations- und Beurteilungsprozesse erforderlich. Es ist die sittlich-praktische Urteilskraft, die diese Beurteilung nach Maßgabe der Maximen vornimmt.’ (O.

Höffe, Immanuel Kant, München, 1983 188) Cf. Manfred Kuehn, Kant A Biography, Cambridge University Press, Cambridge, 2001, 284 ‘…maxims are general principles of action. They define not so much particular acts as certain courses of action. In the context of anthropology or psychology, they can be described as character-building devices.’

48‘... die Freiheit der Willkür ist von der ganz eigentümlichen Beschaffenheit, daß sie durch keine Triebfeder zu einer Handlung bestimmt werden kann, als nur sofern der Mensch die in seine Maxime aufgenommen hat (es sich zur allgemeinen Regel gemacht hat, nach der er sich verhalten will).’ (VI 23) De concrete drijfveer wordt in een algemene regel opgenomen, alleen zo kan die drijfveer de wil bepalen.

Cf. IV 427, 19-20’Der Wille wird als ein Vermögen gedacht, der Vorstellung gewisser Gesetze gemäß sich selbst zum Handeln zu bestimmen.’

49 Vorlesung 66; KpV V 19, 19-29; GMS IV 397, 23-30.

50 ‘Weil die Maximen von den wechselnden Randbedingungen der Person und der Gesellschaft absehen, kommt in ihnen der Charakter eines Menschen zum Ausdruck. ...die Maximen sind jene Lebensgrundsätze nach denen man die moralische Beurteilung eines Menschen ...vornehmen kann, und ihn als rachsüchtig oder aber als großmütig, ...als eigensüchtig... usw. zu qualifizieren.’ (O. Höffe, l.c.)

Höffe’s opvatting van maximes als ‘allgemeiner Grundriß’ is psychologisch, dus om empirische redenen, als harmonisering met onze werkelijkheidservaring, aantrekkelijk, daar men zich moeilijk kan voorstellen dat de causale kracht in een maxime zit - een weliswaar persoonlijke, maar voor die algemene handelingsstrategie - en niet in datgene wat de situatie concreet problematisch of dringend maakt.51 Dat laatste geeft ons immers juist het gevoel dat het algemene aspect van de maxime een ondergeschikte rol speelt.

Iets van deze gedachtegang is terug te vinden in Kants advies, om het plichtsgevoel te versterken door het zien van de ellende van anderen in ziekenhuizen en gevangenissen (VI 457, 29- 35). Algemeenheid is echter nu eenmaal kenmerk van een regel.

Kernpunt bij Kant is, dat ik als redelijk wezen bij elke handeling van enig belang niet anders kan dan handelen volgens een regel. Dat hoort tot de grondstructuur van mijn wezen, geeft aan dat ik geen dier ben, en is evenzeer vanzelfsprekend als, op het fysieke vlak, ademhalen; een redelijk wezen bestuurt zichzelf door middel van regels en is (in deze algemene zin) autonoom te noemen. Deze grondstructuur is basis van, en vindt haar bekroning in, de zedenwet.

No documento In de ban van noodzakelijkheid (páginas 128-132)